V2 - Kapitel 4 (regelmatige werkwoorden vervoegen)

1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

regelmatige
werkwoorden

Slide 2 - Mind map

Präsens (tegenwoordige tijd)
A.) Regelmatige werkwoorden:
1. Hoofdregel 
2. Uitzondering: -sisklank
3. Uitzondering: -d/-t

B.) Onregelmatige werkwoorden:
haben, sein, werden + modale hulpwerkwoorden

Slide 3 - Slide

Onregelmatige werkwoorden - Präsens
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat

haben
habt
haben
bin
bist
ist

sind
seid
sind
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
haben
sein
werden
worden/zullen
zijn
hebben

Slide 4 - Slide

Regelmatige werkwoorden - Präsens
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
mache
machst
macht

machen
macht
machen
boxe
boxt
boxt

boxen
boxt
boxen
arbeite
arbeitest
arbeitet

arbeiten
arbeitet
arbeiten
1. machen
2. boxen
3. arbeiten
öffnen (openen), atmen (ademen), rechnen (rekenen), regenen (regenen),  zeichnen (tekenen)

Slide 5 - Slide

Regelmatige werkwoorden - Präsens
Regel 1 = hoofdregel - (fe)esttenten --> 1,2,1,2 etc.

Regel 2 = uitzondering - werkwoorden die met de stam eindigen op een sisklank (-ß, -s, -ss, -x, -z)
krijgen bij het onderwerp 'du' alleen uitgang -t ipv -st

Regel 3 = uitzondering - werkwoorden die met de stam eindigen op een -d of -t 
krijgen bij de onderwerpen 'du' 'er/sie/es/man' en 'ihr' een extra -e tussen de stam en uitgang.
De werkwoorden öffnen, atmen, regnen, rechnen, zeichnen worden ook met regel 3 vervoegd.

Slide 6 - Slide

Vervoeg: ich.... (machen)

Slide 7 - Open question

Vervoeg: du .... (tanzen)

Slide 8 - Open question

Vervoeg: das Mädchen.... (spielen)

Slide 9 - Open question

Vervoeg: ihr.... (antworten)

Slide 10 - Open question

Du ___ (mixen) gut!

Slide 11 - Open question

Die Mutter ___ (antworten) viel zu schnell!

Slide 12 - Open question

Ich ___ (denken) an dich.

Slide 13 - Open question

Partizip (voltooid deelwoord)
A.) Regelmatige werkwoorden:
1. Hoofdregel 
2. Uitzondering: -d/-t
3. Uitzondering: be- of ver-
4. Uitonzdering: -ieren

B.) Onregelmatige werkwoorden:
haben, sein, werden + modale hulpwerkwoorden

+ een t.t. van haben of sein = Perfekt

Slide 14 - Slide

Regelmatige werkwoorden - Partizip
1. hoofdregel
ge + stam + t : gemacht
2. -d/-t 
ge + stam + et : gearbeitet
3. be- of ver-  
stam + t: besucht
4.  - ieren
stam + t : studiert
+ öffnen, atmen, regnen, rechnen, zeichnen

Slide 15 - Slide

Onegelmatige werkwoorden - Partizip
Moet je gewoon leren

haben: gehabt
sein:  gewesen
werden: geworden 

Slide 16 - Slide

Er ___ (haben) viel ___ (reden)!

Slide 17 - Open question

Wir ___ (haben) das gestern ___ (machen).

Slide 18 - Open question

Du ___ (sein) immer sehr ___ (versorgen).

Slide 19 - Open question

Er ___ (haben) nicht lange ___ (studieren).

Slide 20 - Open question

Sie (mv) ___ (sein) in Amerika ___ (sein).

Slide 21 - Open question

Ich ___ (haben) das Buch nicht ___ (haben).

Slide 22 - Open question