Oefentoets Kapitel 2 Lektion 1-3

Grammatik
1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatik

Slide 1 - Slide

Dienstag
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 2 - Quiz

Kätzchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 3 - Quiz

Sommer
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 4 - Quiz

Bett
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 5 - Quiz

Fröhlichkeit
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 6 - Quiz

Kuh
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 7 - Quiz

Schule
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 8 - Quiz

Eltern
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 9 - Quiz

Schrijf in het Duits in letters:
365

Slide 10 - Open question

Schrijf in het Duits in letters:
16

Slide 11 - Open question

Schrijf in het Duits in letters:
122

Slide 12 - Open question

Schrijf in het Duits in letters:
717

Slide 13 - Open question

Schrijf in het Duits in letters:
1000

Slide 14 - Open question

Schrijf in het Duits in letters:
689

Slide 15 - Open question

Hoe krijg je de stam van een werkwoord?

Slide 16 - Open question

Met welk woord (ezelsbruggetje) kun je de uitgangen onthouden?

Slide 17 - Open question

warten
Warum .... du so lange?

Slide 18 - Open question

reden
Mein Opa ... viel über früher.

Slide 19 - Open question

wohnen
Ich ... schon seit Jahren hier.

Slide 20 - Open question

reisen
Wir ... nach Deutschland.

Slide 21 - Open question

sagen
Was ... Sie, Herr Müller?

Slide 22 - Open question

arbeiten
Wo ... er?

Slide 23 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
wohnen

Slide 24 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
fragen

Slide 25 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
arbeiten

Slide 26 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
kaufen

Slide 27 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
reden

Slide 28 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
kosten

Slide 29 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
lachen

Slide 30 - Open question

Woordjes

Slide 31 - Slide

Vertaal:
krijgen

Slide 32 - Open question

Vertaal:
geen idee

Slide 33 - Open question

Vertaal:
gefallen

Slide 34 - Open question

Vertaal:
der Pullover

Slide 35 - Open question

Vertaal:
reichen

Slide 36 - Open question

Vertaal:
brauchen

Slide 37 - Open question

Vertaal:
sogar

Slide 38 - Open question

Vertaal:
sofort

Slide 39 - Open question

Vertaal:
de jurk

Slide 40 - Open question

Vertaal:
de schoen

Slide 41 - Open question

Redemittel

Slide 42 - Slide

Vertaal:
Ik geloof dat de trui een beetje te kort is.

Slide 43 - Open question

Vertaal:
Kan ik pinnen?

Slide 44 - Open question

Vertaal:
Zijn deze schoenen er nog in maat 42?

Slide 45 - Open question

Vertaal:
Zij vindt de broek leuk.

Slide 46 - Open question