This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
AFP; GGZ
Angststoornissen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen; na deze les:
Kun je uitleggen welke verschillende soorten angststoornissen je kunt onderscheiden
Kun je uitleggen wat het verschil is tussen een angststoornis en een paniekaanval
Kun je uitleggen wat de behandelopties zijn bij angststoornissen
Slide 2 - Slide
Huishoudelijke mededeling
Niet 18 maart vervalt/zelfstandig werken, maar 25 maart; ik ben dan in Zweden
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Angststoornissen met paniekaanvallen
Paniekstoornis:
Wanneer een paniekaanval het dagelijks leven belemmert. Mensen met paniekaanvallen zijn vaak ook bang voor het krijgen van een paniekaanval.
Slide 5 - Slide
Angststoornissen met paniekaanvallen
Agorafobie (pleinvrees):
Bang voor bepaalde situaties waarin ze niet weg kunnen of geholpen kunnen worden als ze in paniek raken.
Gaan deze plekken vermijden, om angst en paniekaanval te vermijden.
Worden soms bang om over straat te gaan, afzonderen en blijven thuis.
Slide 6 - Slide
Angststoornissen en veiligheidsgedrag
Actief veiligheidsgedrag:
Iemand is altijd voorbereid op de situatie die angst oproept; iemand met agorafobie kijkt bijvoorbeeld altijd waar de snelste ontsnappingsroute is of slikt kalmerende middelen voor de trigger.
Passief veiligheidsgedrag:
Uit de weg gaan van de angst op wekkende situatie
Slide 7 - Slide
Veiligheidsgedrag
Cognitief veiligheidsgedrag:
In gedachten is iemand ergens anders dan waar hij of zij is tijdens de stressvolle situatie.
Slide 8 - Slide
Waarom is het belangrijk om veiligheidsgedrag te herkennen?
A
Omdat het de angst in stand houdt
B
Omdat het een onnatuurlijke reactie is
C
Omdat we graag een label op dingen plakken
D
Omdat het leidt tot risico op zelfdoding
Slide 9 - Quiz
Angststoornissen met veiligheidsgedrag
Sociale fobie:
Overmatig bang zijn voor sociale situaties, maken zich zorgen dat ze negatief beoordeeld worden. Soms ook bang dat ze zelf iets vreemds doen of gaan zweten of blozen zonder dat ze hier controle over hebben.
Gaan dit soort situaties vaak uit de weg.
Slide 10 - Slide
Angststoornissen met veiligheidsgedrag
Specifieke fobie:
Kan vaker voorkomende angst zijn zoals hoogte of bloed, maar ook voor iets onverwachts zoals slikken.
Claustrofobie of arachnofobie hoort hier bij. De trigger roept enorme angst of zelfs paniekaanval op en wordt derhalve zoveel mogelijk vermeden.
Specifieke fobie is pas als angst veel groter is dan normaal verwacht zou mogen worden.
Slide 11 - Slide
Angststoornissen met zorgelijkheid
Kenmerken zich door overmatige zorgelijkheid; met name gegeneraliseerde angststoornissen en OCS.
Bij gegeneraliseerde angststoornis maken mensen zich overmatig zorgen over werk, familie of gezondheid, ook als hier geen reden voor is.
Slide 12 - Slide
Angststoornissen met zorgelijkheid
Een OCS wordt ook wel dwangstoornis genoemd. Een obsessie is een gedachte of beeld van een gebeurtenis die zich blijft opdringen aan iemand. Zorgt voor gevoel dat er iets ergs gaat gebeuren of algeheel gevoel van onrust.
Dit wordt weggenomen door dwanggedachten of dwanghandelingen; compulsies.
Obsessies komen gevoelsmatig niet uit iemand zelf, maar voelt als opgedrongen.
Slide 13 - Slide
Wat zou een in stand houdende factor voor een angststoornis kunnen zijn?
A
Het ontvangen van een positieve prikkel
B
Het ontvangen van een negatieve prikkel
C
Het vermijden waardoor de prikkel niet optreedt
D
Logische gedachten over de stoornis
Slide 14 - Quiz
Behandelopties angststoornissen
Instandhouding door veiligheidsgedrag en irrationele gedachten:
Psychoeducatie
Exposure-therapie
Responspreventieve-therapie
Cognitieve gedragstherapie
Medicatie-therapie
Slide 15 - Slide
Wat betekent psycho-educatie?
A
Uitleggen wat de ziekte inhoudt en hoe die in stand gehouden wordt
B
Zorgvrager expres in de situatie brengen die zo angstvallig vermeden wordt
C
Zorgvrager en behandelaar samen welke gedachten er spelen, op welke manier dat angstig maakt en welk gedrag dat oproept.
D
Zorgvrager begeleiden in het zoeken van steeds minder bevestiging en veiligheid
Slide 16 - Quiz
Waar zou exposure therapie op gebaseerd zijn?
A
Zorgvrager begeleiden in het zoeken van steeds minder bevestiging en veiligheid
B
Zorgvrager expres in de situatie brengen die zo angstvallig vermeden wordt
C
Uitleggen wat de ziekte inhoudt en hoe die in stand gehouden wordt
D
Zorgvrager en behandelaar samen welke gedachten er spelen, op welke manier dat angstig maakt en welk gedrag dat oproept.
Slide 17 - Quiz
Wat is cognitieve gedragstherapie?
A
Zorgvrager expres in de situatie brengen die zo angstvallig vermeden wordt
B
Uitleggen wat de ziekte inhoudt en hoe die in stand gehouden wordt
C
Zorgvrager en behandelaar samen welke gedachten er spelen, op welke manier dat angstig maakt en welk gedrag dat oproept.
D
Zorgvrager begeleiden in het zoeken van steeds minder bevestiging en veiligheid
Slide 18 - Quiz
Wat is responspreventieve therapie?
A
Zorgvrager begeleiden in het zoeken van steeds minder bevestiging en veiligheid
B
Zorgvrager en behandelaar samen welke gedachten er spelen, op welke manier dat angstig maakt en welk gedrag dat oproept.
C
Uitleggen wat de ziekte inhoudt en hoe die in stand gehouden wordt
D
Zorgvrager expres in de situatie brengen die zo angstvallig vermeden wordt