HVV2A week 46 K7 Grammatik

Liebe Leute, das Programm für heute
Kapitel 7 Grammatik
Grammatik üben

1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Liebe Leute, das Programm für heute
Kapitel 7 Grammatik
Grammatik üben

Slide 1 - Slide

LERNZIELE
Ik ken/kan de grammatica van pers.vnw. in 4e naamval nog
Ik snap de grammatica van hoofdstuk 7
Ik kan de grammatica met spieken toepassen

Slide 2 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
1E  NAAMVAL ENKELVOUD                     1E NAAMVAL MEERVOUD

ik              ich                                                     wij            wir
jij              du                                                      jullie       ihr
hij             er                                                       zij             sie
zij              sie                                                     u              Sie
het            es

Slide 3 - Slide

Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)

Enkelvoud:                                  Meervoud:
1e nv
4e nv
ik
ich
mij
mich
jij
du
jou
dich
hij
er
hem
ihn
zij
sie
haar
sie
het
es
het
es
1e nv
4e nv
wij
wir
ons
uns
jullie
ihr
jullie
euch
zij
sie
hen
sie
u
Sie
u
Sie
wie
wer
wie
wen

Slide 4 - Slide

Voorzetsels 4e naamval
durch             = door
für                   = voor
gegen           = tegen
ohne              = zonder
um                  = om

Slide 5 - Slide

Voorzetsels 4e naamval + pers.vnw
durch
door
Durch dich bin ich zu spät. (door jou)
für
voor
Für mich eine Cola bitte. (voor mij)
ohne
zonder
Ohne dich kann ich nicht leben. (zonder jou)
um
om
Um uns brauchst du nicht zu bleiben. (om ons)
gegen
tegen
Hat er gegen euch gesagt, dass ihr zu spät wart?(tegen jullie)

Slide 6 - Slide

durch
für
gegen
ohne
um
mich       mij
dich         jou
ihn           hem
sie            haar
es             het
uns          ons
euch        jullie
sie            hen/hun
Sie            u
wen          wie

Slide 7 - Slide

ik 
jullie
zij
het
wij
hij
ich
ihr
sie
es
wir
er

Slide 8 - Drag question

Vertaal naar het Duits:
ik

Slide 9 - Open question

Vertaal naar het Duits:
hij

Slide 10 - Open question

Vertaal naar het Duits:
wij

Slide 11 - Open question

Vertaal naar het Duits:
jullie (1e naamval)

Slide 12 - Open question

Vertaal naar het Duits:
het (1e naamval)

Slide 13 - Open question

Vertaal naar het Nederlands:
gegen

Slide 14 - Open question

Vertaal naar het Nederlands:
um

Slide 15 - Open question

Vertaal naar het Nederlands:
ohne

Slide 16 - Open question

Vertaal naar het Duits
door

Slide 17 - Open question

Vertaal naar het Duits
zonder

Slide 18 - Open question

Vertaal naar het Duits
om

Slide 19 - Open question

Vertaal naar het Duits
door hem

Slide 20 - Open question

Vertaal naar het Duits
om haar

Slide 21 - Open question

Vertaal naar het Duits
tegen hem

Slide 22 - Open question

Vertaal naar het Duits
zonder jullie

Slide 23 - Open question

Auf Wiedersehen!

Slide 24 - Slide

We bekijken nu het filmpje over leesstrategieën:

Link leesvaardigheid tips


En een video over "gokken"



Slide 25 - Slide

Leesstrategieën
Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.

- oriënterend lezen 
   = voorspellen
- globaal lezen
  = scannen/skimmen
- zoekend lezen
  = informatie vinden
- intensief lezen

Slide 26 - Slide

Woordenboek D-N
Je mag bij een leestoets een woordenboek Duits-Nederlands gebruiken, maaaaaar:

- hele werkwoorden: "magst"  = "mögen"
- Enkelvoud: "Häuser" = "Haus"
- Meerdere betekenissen
- Oefen daarmee

Slide 27 - Slide

Lesen üben: vwo-Buch, Seite 38-39-40
Tipps und Ideen für dein Zimmer                                                        DENKEN - DELEN - UITWISSELEN
Skimm/Scan de tekst: Titel, plaatjes, tussenkopjes
- Waar gaat de tekst over?
- Wat betekenen de titel en de tussenkopjes?

16b. belangrijke woorden:
Aussage = uitspraak
Absatz = alinea
stimmt überein: komt overeen
Lücke = gat
timer
10:00

Slide 28 - Slide

HAUSAUFGABEN 
Week 45 "geplande taak

HV-BOEK  MAKEN                        VWO-BOEK MAKEN
Aufgabe 14 t/m 18                        Aufgabe 16c t/m 20

HV-BOEK LEREN:                          VWO-BOEK LEREN
Lernliste N-D helemaal              Lernliste N-D helemaal
Lernliste D-N A-Sehen               Lernliste D-N A-Sehen
Lernliste D-N C-Hören                Lernliste D-N C-Hören
Lernliste D-N D-Lesen                Lernliste D-N D-Lesen

Slide 29 - Slide

Hören üben
HV: Buch Seite 36-37
VWO: Arbeitsblatt
K7 Aufgabe 12b

Slide 30 - Slide

Luistertoetsje
HVV 1e Luisterfragment NA K6
HVV 2e Luisterfragment NA K6

Slide 31 - Slide

Auf Wiedersehen!

Slide 32 - Slide

Tipps zum Hören

Slide 33 - Slide

Luisterstrategieën
  • Eerst de vraag lezen en daarna luisteren. Dat helpt je bij het raden van de woorden die je niet kent. Minder kans op fouten. 

  • Blijf tijdens het luisteren regelmatig naar de vragen kijken. 

Slide 34 - Slide

Luisterstrategieën
  • Er zit geen systeem in de antwoorden. Antwoorden staan op alfabetische volgorde. 5x het antwoord B achter elkaar is dus mogelijk!
  • Blijf bij je eerste antwoord. De eerste ingeving is vaak de beste.
  • Ga uit van wat je wel weet. Raak niet in paniek als je een woord niet kent. Je hoeft niet alle woorden te kennen. Het gaat om het juiste antwoord geven. 

Slide 35 - Slide

Kapitel 7
Anfang: 
Seite 28-29

  • Thema Wohnen
  • Grammatik: persoonlijk voornaamwoord in 4e naamval





Slide 36 - Slide

A SEHEN: Seite 30 Aufgabe 1
Wohnen in der Mühle

1a: Manche Menschen wohnen in besonderen Häusern. 
       Welche Beispiele dafür kennst du? 

1b: Sieh dir den Film an. Kreise beim Sehen die richtige Aussage ein.

Slide 37 - Slide

Auf Wiedersehen

Slide 38 - Slide

ik 
jullie
zij
het
wij
hij
ich
ihr
sie
es
wir
er

Slide 39 - Drag question

Het bepaald en onbepaald lidwoord
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
De (bepaalde) lidwoorden in het Nederlands de en het (bepaald)
worden in het Duits:    der - die - das

GESLACHT!
der        = na een mannelijk zelfstandig naamwoord (vaak "de")
die         = na een vrouwelijk zelfstandig naamwoord (vaak "de")
das        = na een onzijdig zelfstandig naamwoord (vaak "het")
Het bepaald en onbepaald lidwoord

Slide 40 - Slide

DER + "mannelijke woorden"
mannelijke personen, dieren, beroepen
dagen
maanden
jaargetijden

Slide 41 - Slide

DIE + "vrouwelijke" woorden"
vrouwelijke personen, dieren, beroepen
vaak woorden eindigen op -e
altijd woorden eindigen op: 
-heit -keit -schaft -ung

Slide 42 - Slide

DAS + "onzijdige" woorden"
"het" woorden in het Nederlands 
(PAS OP: niet altijd!!)

Slide 43 - Slide

DIE + meervoud
Meervoudige zelfstandige naamwoorden

ALTIJD DIE

Slide 44 - Slide

.... Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 45 - Quiz

LERNZIELE

  • Ik weet wie mevrouw Verholen is
  • Ik ken de lidwoorden in het Duits nog
  • Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits nog
  • Ik kan in mijn online-boek
  • Ik weet wat ik volgende week af moet hebben

Slide 46 - Slide