What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling H6, H7, H35
Woord van de week
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woord van de week
Slide 1 - Slide
Goedemorgen klas 2C
Vandaag...
- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E
Vandaag...
- Dagopening
- Stillezen
- Herhaling hoofdstuk 6, 7, 35
- Start hoofdstuk 36: bijwoord
Leerdoel:
- Ik leer wat de kenmerken en functie van bijwoorden en voorzetsels zijn in een zin.
- Ik kan deze woordsoorten herkennen in een zin.
Huiswerk maandag 23 januari:
- Maken: hoofdstuk 36, opdracht 1, 2, 3
Slide 2 - Slide
timer
1:00
Slide 3 - Slide
Woordsoorten
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoord (incl. werkwoordstijden)
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
- bijwoord
- voorzetsel
Slide 4 - Slide
Hoofdstuk 6
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
Slide 5 - Slide
Het lidwoord 'een' is een:
A
Bepaald lidwoord
B
Onbepaald lidwoord
Slide 6 - Quiz
De is een
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
Slide 7 - Quiz
Het is een
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
Slide 8 - Quiz
Lidwoord
zelfstandig naamwoord
timer
0:30
Een
aanrijding
op
de
snelweg
zorgt
meestal
voor
een
lange
file.
Slide 9 - Drag question
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 10 - Quiz
Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Je kunt in de koude winter je mooie handen het best beschermen met leren handschoenen.
A
koude
B
mooie
C
beschermen
D
leren
Slide 11 - Quiz
Hoofdstuk 7
- werkwoord (incl. werkwoordstijden)
Slide 12 - Slide
Ik schreef een liefdesbrief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt
Slide 13 - Quiz
Peter heeft huiswerk gemaakt.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT
Slide 14 - Quiz
Peter maakte huiswerk.
A
OVT
B
OTT
C
VTT
D
VVT
Slide 15 - Quiz
Ik schrijf een brief
A
ott
B
vttt
C
vtt
D
vvt
Slide 16 - Quiz
Het sneeuwde zaterdag urenlang.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt
Slide 17 - Quiz
Wat is een ander woord voor infinitief?
A
Werkwoord
B
Heel werkwoord
C
Voltooide tijd
D
Onvoltooide tijd
Slide 18 - Quiz
Wat is de inf.?
De kinderen vragen aan hun ouders of ze een ijsje mogen kopen.
A
Er staat geen inf. in
B
Vragen
C
Mogen
D
Kopen
Slide 19 - Quiz
Mijn zusjes gaan logeren.
persoonsvorm
infinitief
gaan
logeren
Slide 20 - Drag question
Infinitief
Voltooid deelwoord
Persoons-
vorm
Dit heeft een zin altijd!
Dit is het hele werkwoord
Geeft aan dat iets al is gebeurd.
Slide 21 - Drag question
Wat is ZWAAIEND voor werkwoordsvorm?
Vrolijk zwaaiend fietst mijn oma weg bij ons de straat uit.
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord
Slide 22 - Quiz
Wat is HEEFT voor werkwoordsvorm?
Uit frustratie heeft Jasper schreeuwend van woede zijn spullen ingepakt.
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord
Slide 23 - Quiz
Wat is SCHREEUWEND voor werkwoordsvorm?
Uit frustratie heeft Jasper schreeuwend van woede zijn spullen ingepakt.
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord
Slide 24 - Quiz
Wat is INGEPAKT voor werkwoordsvorm?
Uit frustratie heeft Jasper schreeuwend van woede zijn spullen ingepakt.
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord
D
onvoltooid deelwoord
Slide 25 - Quiz
Hoofdstuk 35
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
Slide 26 - Slide
Wat is het pers. vnw?
Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij en mij
D
Er zit geen pers. vnw. in.
Slide 27 - Quiz
Wat is het bez. vnw?
Heb je mijn tas terug gegeven?
Slide 28 - Open question
Ons idee is om een taart te bakken.
ONS:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 29 - Quiz
Hij ging met haar naar zijn ouders.
Hoe veel pers. vnw zitten erin?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 30 - Quiz
Vul in:
Meneer, wilt .... iets drinken?
A
u (pers. vnw)
B
uw (pers. vnw)
C
u (bez. vnw)
D
uw (bez. vnw)
Slide 31 - Quiz
Vul in:
Is dit .... telefoon?
A
jou (pers. vnw)
B
jouw (bez. vnw)
C
jou (bez. vnw)
D
jouw (pers. vnw)
Slide 32 - Quiz
Hij bracht ons naar dat feest
dat = ..
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord
Slide 33 - Quiz
Het kleine meisje, dat ik heb helpen oversteken, was heel vrolijk.
dat =
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
Slide 34 - Quiz
Wat zijn geen
aanwijzende voornaamwoorden?
A
die, dat, deze, die
B
diegene, degene, datgene
C
zulk, zulke, zo'n
D
wie, wat, welke, waar
Slide 35 - Quiz
Wat zijn geen
aanwijzende voornaamwoorden?
A
die, dat, deze, die
B
diegene, degene, datgene
C
zulk, zulke, zo'n
D
wie, wat, welke, waar
Slide 36 - Quiz
Wat is het aanw.vnw?
Ik weet niet of ik dit boek leuk vind.
A
weet
B
niet
C
vind
D
dit
Slide 37 - Quiz
Wat is het aanw.vnw?
Lees je nou alweer hetzelfde boek?
A
lees
B
nou
C
hetzelfde
D
alweer
Slide 38 - Quiz
Het hoesje dat ik nu heb, is kapot gegaan.
Wat is 'dat'?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 39 - Quiz
De jongen die geselecteerd is voor Twente, staat morgen in de basis.
Wat is in deze zin het betrekkelijk voornaamwoord?
A
de
B
die
C
voor
D
in
Slide 40 - Quiz
Het bestuur nam de beslissing... de trainer ontslagen moest worden.
A
die
B
dat
Slide 41 - Quiz
Welk woordsoort vind jij nog het lastigst?
Slide 42 - Open question
More lessons like this
Werkwoordsvormen + vdw of odw?
March 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Werkwoordsvormen + vdw of odw?
September 2021
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Werkwoordsvormen + vdw of odw?
7 hours ago
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Werkwoordsvormen + vdw of odw?
April 2022
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
Proeftoets werkwoordspelling
March 2024
- Lesson with
29 slides
L3 Taalbeschouwing: woordleer
January 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling woordleer
April 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L7 Woordsoorten
8 days ago
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Secundair onderwijs