Week 6, les 2

Week 6, les 2
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Week 6, les 2

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Tussentijdse beoordeling uitleg
  2. Leerdoelen
  3. Herhaling en verdieping diffusie, osmose en actief transport
  4. Test jezelf op SBIS

Slide 2 - Slide

Tussentijdse beoordeling uitleg
  • Volgende week tussentijdse beoordeling leerdoelen transport
  • Dit doen we vrijdag, omdat we nog niet alle leerdoelen besproken hebben
  • Dit is een online 'toets', zoals de leerdoelen check die we in de les hadden gedaan

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat voor een invloed een hypotone, hypertone en isotone omgeving heeft op plantaardige en dierlijke cellen.
  • Je kunt uitleggen op welke manieren passief en actief transport over het celmembraan werkt.

Slide 4 - Slide

Isotoon
Hypotoon
Hypertoon
Turgor
Grensplasmolyse
Plasmolyse

Slide 5 - Drag question

Is dit bij dierlijke cellen hetzelfde? Waarom wel/niet?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Diffusiesnelheid
Hangt af van de volgende factoren:
  • Temperatuur: hoe hoger hoe sneller
  • Molecuulmassa: hoe kleiner hoe sneller
  • Concentratieverschil: hoe groter het verschil, des te sneller de netto-verplaatsing (diffusiegradiënt)
  • Diffusieoppervlak: hoe groter het oppervlak, hoe meer moleculen per tijdseenheid er doorheen kunnen passeren
  • Afstand: hoe groter, hoe langzamer

Slide 8 - Slide

  • Diffusie verloopt het snelst in gassen door de grotere bewegingsvrijheid in vergelijking met een vloeistof

Slide 9 - Slide

Diffusie en membranen
  • Diffusie door een celmembraan (semi-permeabel) kan alleen door bepaalde moleculen, zoals water, zuurstof en koolstofdioxide
  • Bij een permeabel (doorlaatbaar) membraan kunnen alle deeltjes door het membraan diffunderen

Slide 10 - Slide

Osmose
  • Diffusie van water door een semi-permeabel (halfdoorlatend)  heet osmose
  • Semi-permeabel = doorlatend voor water, maar niet voor daarin opgeloste stoffen
  • Water diffundeert naar de hoogste concentratie deeltjes toe
  • Dus: water diffundeert van een hypotonische oplossing naar een hypertonische oplossing toe

Slide 11 - Slide

Isotone zoutwaarde
  • Isotonisch milieu = water gaat cel in en uit zonder dat de cel zwelt of krimpt
  • Fysiologische zoutoplossing is isotoon met bloed en weefselvocht (infuus) = 0,9%

Slide 12 - Slide

Hoe kun je fysiologisch zout (0,9%) zelf maken?
A
9 gram zout oplossen in 100 mL water
B
0,9 gram zout oplossen in 1 L water
C
9 gram zout oplossen in 1 L water
D
90 gram zout oplossen in 1 L water

Slide 13 - Quiz

Actief transport
  • Celmembraan is permeabel voor water, gassen en sommige ongeladen moleculen
  • Heeft meer stoffen nodig en afvalstoffen moeten de cel uit kunnen
  • Dit gebeurt door actief transport

Slide 14 - Slide

Carriers
  • Transport van die stoffen vindt plaats door eiwitten in het celmembraan
  • Dit is een soort tunneltje of kanaaltje = carriers
  • Bepaalde ionen of moleculen binden aan buitenkant van het membraan aan het eiwit, waardoor kanaal open gaat
  • Het passeren kost energie, vandaar actief transport
  • Voor elke stof een aparte carrier
 

Slide 15 - Slide

Concentratieverval
  • Belangrijk kenmerk actief transport: gaat tegen het concentratieverval in
  • Dus: van lage concentratie naar hoge concentratie

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide