3. Misschien / moeten / we / hun / een extra weekje vakantie / geven?
pv = moeten
ow = we
wg = moeten geven (doet het ow iets of bevindt het zich in een staat van zijn?)
lv = een extra weekje vakantie (wie of wat 'moeten we geven'?)
mv = (aan) hun (aan wie of wat 'moeten we een extra weekje vakantie geven?)
bwb = Misschien
4. Ze / zullen / zich / gedurende die week / echt niet / vervelen.
pv = zullen
ow = Ze
wg = zullen zich vervelen (doet het ow iets of bevindt het zich in een staat van zijn?)
bwb = gedurende die week, echt niet