Spelling 1mh les 1

Spelling
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

Welke onderdelen van spelling gaan we behandelen?

  • tussen -n in samenstellingen (plantenbak of plantebak?)
  • verkleinwoorden (spray'tje of spraytje?)
  • bezitsvorm (Miekes fiets of Mieke's fiets?)
  • cijfers en getallen (de jaren tachtig of de jaren 80?)
  • lettergrepen en woorden afbreken
  • afkortingen (aub of a.u.b.)
  • dicteewoorden

Slide 2 - Slide

Samenstellingen
Twee bestaande woorden samenvoegen tot een nieuw woord, bijvoorbeeld:
telefoon + hoesje = telefoonhoesje
kat + bak = kattenbak

Slide 3 - Slide

Samenstellingen
fiets + rek = fietsenrek

Soms een 'e' of 'en' ertussen, maar soms ook niet.
Je kijkt naar de delen van de samenstelling.
zon + bril = zonnebril (eerste deel uniek)
rijst + pap = rijstepap (eerste deel geen meervoud)
reus + goed = keuzegoed (eerste deel versterkend)
bul + bak = bullebak (uitdrukking die je niet meer los gebruikt)

Slide 4 - Slide

Samenstellingen
Heeft het eerste deel een meervoud op 'en'? Dan in de samenstelling ook 'en'! 

Heeft het eerste deel twee meervouden? Dan alleen een 'e'! Bijvoorbeeld groenten/groentes = groentesoep.

Slide 5 - Slide

Hoe schrijf je de samenstelling 'maan + schijn' en waarom?

Slide 6 - Open question

Welke samenstelling is goed geschreven?
A
gemeentenhuis
B
aspergessoep
C
vitaminepil
D
boordenvol

Slide 7 - Quiz

Verkleinwoorden
Je maakt het woord kleiner > vork / vorkje.

Eindigt het woord op 'ng'? Dan -nkje of -etje (poging > poginkje).

Lange klinker? Dan verdubbelen! oma > omaatje

Afkorting? Dan een apostrof! wc > wc'tje

Slide 8 - Slide

Wat is het verkleinwoord van 'jongen'?

Slide 9 - Open question

Wat is het verkleinwoord van radio?
A
radiootje
B
radiotje
C
radio'tje
D
radio-tje

Slide 10 - Quiz

Aan de slag!
Maak van Op Niveau Online 
Blok 4 > Spelling > opdr. 25, 26 en 27

Slide 11 - Slide