Oefentoets werkwoorden

Oefentoets werkwoorden 
Lesstof: 
- zwakke werkwoorden (met stam op -d/-t)
- haben / sein 
- modale werkwoorden 

Let op: vóór je deze toets maakt is het belangrijk dat je elk onderdeel hebt doorgelezen of geoefend 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefentoets werkwoorden 
Lesstof: 
- zwakke werkwoorden (met stam op -d/-t)
- haben / sein 
- modale werkwoorden 

Let op: vóór je deze toets maakt is het belangrijk dat je elk onderdeel hebt doorgelezen of geoefend 

Slide 1 - Slide

Voor je gaat beginnen... 
Schrijf je de rijtjes van de werkwoorden op. 
Dat helpt je tijdens het maken van deze "toets".

Doe het uit je hoofd. Het is een check voor jezelf wat je al kent en kan, je hoeft geen 10 te halen ;)

Slide 2 - Slide

Alles opgeschreven?
Dan gaan we beginnen. Vul bij de volgende opgaven alleen het juiste werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te nemen. 

Slide 3 - Slide

zwakke werkwoorden 

Slide 4 - Slide

(wohnen)
Mit wem ......... du in Kampen?

Slide 5 - Open question

(spielen)
Ich ......... jeden Tag am Computer.

Slide 6 - Open question

(heißen)
Wie ....... du?

Slide 7 - Open question

(kaufen)
Ihr ...... viel zu viel Schuhe!

Slide 8 - Open question

(arbeiten)
Matthijs .......... jeden Samstag.

Slide 9 - Open question

(warten)
Ihr ....... um die Ecke.

Slide 10 - Open question

(hören)
Hast du diese tolle Musik ..........?

Slide 11 - Open question

haben/sein

Slide 12 - Slide

(zijn)
Ich ...... 12 Jahre alt.

Slide 13 - Open question

(hebben)
Wie viele Geschwister ........ du?

Slide 14 - Open question

(hebben)
Ihr ..... 30 Minuten Zeit.

Slide 15 - Open question

(zijn)
Wir ...... schon einen Monat zu Hause.

Slide 16 - Open question

(hebben)
Levi ...... ein neues Handy gekauft.

Slide 17 - Open question

(zijn)
Herr Meijer, ....... Sie schon lange Lehrer?

Slide 18 - Open question

modale werkwoorden

Slide 19 - Slide

(kunnen)
Du ........ gut Fußball spielen.

Slide 20 - Open question

(mogen)
Wir ........ nach 9 Uhr nicht mehr draußen sein.

Slide 21 - Open question

(weten)
Ich ..... nicht, wie spät es ist.

Slide 22 - Open question

(graag willen)
Was ........... du trinken?

Slide 23 - Open question

(willen)
Ihr ....... natürlich gerne Deutsch lernen.

Slide 24 - Open question

(lusten)
Er ........ Pizza.

Slide 25 - Open question

(moeten)
Puck ....... ihre Hausaufgaben noch machen.

Slide 26 - Open question

Dat waren de vragen.... Ging het goed? Kende je alle werkwoorden? Wat moet je nog herhalen?

Slide 27 - Open question