Leestekens

Vandaag 

  1. Hoe zat het ook alweer....
  2. Huiswerk behandelen
  3. Uitleg: Leestekens
  4. Zelf aan de slag
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag 

  1. Hoe zat het ook alweer....
  2. Huiswerk behandelen
  3. Uitleg: Leestekens
  4. Zelf aan de slag

Slide 1 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Hoe zat het 
ook alweer met hoofd- en bijzaken en kernzinnen?
Hoe zat het ook alweer met hoofd- en bijzaken en kernzinnen?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

  • De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin. Dat is meestal de eerste, tweede of laatste zin van de alinea.
  • Vaak is de rest van de alinea bijzaak.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Opdracht 1 tot en met 3, bladzijde 12 tot en met 14.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
  • Tekst 2 – De kernzin is de tweede zin: Zweden heeft … de lijn.
  • Tekst 3 – De kernzin is de eerste zin: Als het … in Europa.
  • Tekst 4 – De kernzin is de laatste zin: ‘Mimiek is … Daan Heimans.



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
Tekst 5 
  • De hoofdzaak van de alinea is: Op een eilandje tussen Nieuw-Zeeland en de Zuidpool is een flesje gevonden dat twee jaar geleden bij het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika in zee was gegooid.



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

  • 1 sociale vaardigheden
  • 2 eigen antwoord
  • 3 a sloten buiten (al. 1): lieten niet meedoen
  • b verschraling (al. 2): vermindering van kwaliteit
  • c ontwikkeling (al. 4): verandering (die doorwerkt op andere gebieden)
  • d voldoen (al. 4): geschikt zijn; passen (in de situatie)
  • e toereikend (al. 6): genoeg; voldoende
  • f interpreteren (al. 7): verklaren; uitleggen
  • g empathie (al. 7): vermogen om je in iemand in te leven
  • h op gezette tijden (al. 8): op vaste momenten
  • i motto (al. 8): (toepasselijke) spreuk
  • 4 Mensen hebben tegenwoordig vaak onvoldoende sociale vaardigheden. (twee laatste zinnen van alinea 2)
  • 5 Sociale vaardigheden zijn te verdelen in vier categorieën: contact maken, feedback geven, feedback ontvangen en voor jezelf opkomen. (eerste zin)
  • 6 De eerste heeft met ‘sociale mobiliteit’ te maken, dat betekent: van de ene maatschappelijke laag naar de andere stijgen. De andere ontwikkeling is de nadruk op samenwerking in het onderwijs en op de werkvloer.

 

Opdracht 3

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

  • 7 Alinea 6 gaat over sociale mobiliteit en daarover is in alinea 4 ook al iets gezegd.Je kunt alinea 6 zien als een toelichting op de ontwikkeling ‘sociale mobiliteit’. Een toelichting neem je nooit op in een samenvatting.
  • 8 Volgens technologieprofessor Turkle leer je sociale vaardigheden in eerste instantie door persoonlijk contact, dus vooral tijdens persoonlijke gesprekken en gesprekjes, of die nu plaatsvinden aan de eettafel thuis of in de schoolkantine. (eerste zin)
  • 9 Dat alles betekent dat we ons gebruik van digitale media moeten gaan beperken. (eerste zin)
  • 10 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Mensen hebben tegenwoordig vaak te weinig sociale vaardigheden. Die vaardigheden kun je verdelen in vier groepen: contact maken, feedback geven, feedback ontvangen en voor jezelf opkomen. In de wereld van nu is het belangrijk om sociaal vaardig te zijn, omdat we ons van de ene maatschappelijke laag naar de andere bewegen en omdat we op school en in ons werk steeds meer moeten samenwerken. Sociale vaardigheden leer je vooral door persoonlijk contact, dus tijdens gesprekken en gesprekjes. Dat betekent dat we minder tijd moeten besteden aan digitale media. (88 woorden)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Theorie leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wanneer?
punt: einde van zin
komma: tussen twee pv's/ in een opsomming
uitroepteken: na uitroep/ bevel (Dus bij gebiedende wijs.)
vraagteken: na een vraag
aanhalingstekens: 
bij citaat/ speciale aandacht geven
aan een woord

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

...
Na een dubbele punt volgt een:
- opsomming (Het begint altijd zo: inlopen, rekken en sprinten.)
- uitleg/voorbeeld (Je kunt kiezen: je doet mee of je krijgt ruzie.)
- citaat (De woordvoerder zei: 'Groen hangen is de toekomst.')

Na een dubbele punt volgt altijd een kleine letter, behalve als het om een naam of citaat gaat.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Aanhalingstekens gebruik je:
- bij een direct citaat
('Gebeurt er nog wat leuks hier?' vroeg mijn vriendin.)
- als je een letterlijk stukje uit een tekst overneemt
(De krant berichtte: 'Extreem weer op oudjaarsdag.')
- als je een woord of zin bijzondere aandacht wilt geven 
(Hoe spel je 'algoritme'?)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welk leesteken moet je gebruiken?
Het brugklaskamp ging naar het mooie winderige Texel
A
Punt
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Typ de zin hieronder over en noteer de leestekens.

De conciërge zei ruim je rommel op

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Typ de zin hieronder over en noteer de leestekens.

Tot morgenochtend riep ik vrolijk

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

GELEERD

Leestekens


  • je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 34 tot en met 35

Waarover?
Leestekens

Welke opdracht?
1 tot en met 3

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja

Slide 18 - Slide

This item has no instructions