Coniunctivus impf. / plusq.
Cum hoc dicerent, omnes ridere coeperunt.
Toen hij dit zei, begonnen allen te lachen.
Cum adventum tuum audivissem, ad te ire festinavi.
Toen ik van jouw aankomst gehoord had, heb ik mij gehaast naar je toe te komen.
cum historicum