Les 43 (03-03)

Bonjour! 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour! 

Slide 1 - Slide

Le programme
Presentie
Je kunt het werkwoord Faire in de présent en passé composé vervoegen 
- Wat is het?
- Hoe ziet het er uit?
Nakijken
Dictee 

Slide 2 - Slide

Uitspraak é en è

Slide 3 - Slide

Passé composé
Persoonlijk vnw
avoir
voltooid dlw
J' (ik)
ai
parlé
Tu (jij)
as
parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)
a
parlé
nous (wij)
avons
parlé
Vous (jullie/u)
avez
parlé
Ils/elles (zij)
ont
parlé
Ik heb gepraat
passé composé 

Slide 4 - Slide

Kijk eens mee naar de zinnen:
Je fais du tennis.
Je fais du football.
Je fais du rugby. 

Wat denk je dat 'fais' zou kunnen betekenen?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Faire



Het werkwoord Faire is een onregelmatig werkwoord en betekent doen/maken: blz 32-33

Je fais mes devoirs.            Ik maak mijn huiswerk.

Het rijtje ziet er zo uit:
Je fais                     Ik doe/maak
Tu fais                    Jij doet/maakt
Il/Elle/On fait      Hij/zij/men doet/maakt
Nous faisons      Wij doen/maken
Vous faites          Jullie doen/maken, U doet/maakt
Ils/Elles font        Zij doen/maken


Slide 7 - Slide

passé composé faire:

ik heb gedaan     = j'ai fait                               wij hebben gedaan=nous avons fait
jij hebt gedaan   = tu as fait                            jullie hebben gedaan=vous avez fait
hij heeft gedaan =il a fait                             zij hebben gedaan=ils/elles ont fait



Slide 8 - Slide

Passé composé faire
Als je wilt zeggen dat je iets gedaan hebt, zeg je: 

  • J'ai fait
  • hebben + voltooid deelwoord.

Slide 9 - Slide

Dus:
vorm van avoir + fait (gedaan/gemaakt)

Hoe ziet het rijtje van de passé composé er uit?

Slide 10 - Open question

Even oefenen:

Ik maak/doe
A
tu fais
B
j'ai fait
C
je fais
D
tu as fait

Slide 11 - Quiz

Even oefenen:

Wij hebben gemaakt/gedaan
A
Nous avons fait
B
Vous faites
C
Vous avez fait
D
Nous faisons

Slide 12 - Quiz

Even oefenen:

Zij hebben gemaakt/gedaan.
A
Il fait
B
Ils font
C
Il a fait
D
Ils ont fait

Slide 13 - Quiz

Even oefenen:

U maakt/doet
A
Vous faites
B
On fait
C
On a fait
D
Vous avez fait

Slide 14 - Quiz

Au travail!
Nakijken/Maken:
16a, b, c, d, e
17a, c, d
18
19a
Klaar? 
Oefen blok A + B in Slimstampen


Slide 15 - Slide

Dictée

Vijf woorden uit Blok A en B 
Je kijkt elkaars woorden na 

Slide 16 - Slide