Alinea- en zinsverbanden - les 66

Alinea- en zinsverbanden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Alinea- en zinsverbanden

Slide 1 - Slide

Planning
  • Terugblik
  • Doelen
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg
  • Opdracht(en)
  • Afsluiten 

Slide 2 - Slide

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd hoe je goede alinea's schrijft.

Slide 3 - Slide

Doelen van de les
  • Je weet wat signaalwoorden zijn en welk zinsverband ze aangeven.
  • Je kunt signaalwoorden en zinsverbanden herkennen en het verband tussen bestaande zinnen zichtbaar maken.

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog over zinsverbanden?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Wat is een zinsverband?
Zinnen binnen een alinea staan altijd in een bepaald verband met elkaar. Bijvoorbeeld oorzaak en gevolg, of een mededeling met voorbeelden.
Als je schrijft, is het belangrijk om de verbanden zo veel mogelijk te laten zien.

Zinsverbanden helpen de lezer om te snappen wat de ene zin met de andere te maken heeft.

Slide 7 - Slide

Signaalwoorden
Bij elk type zinsverband horen signaalwoorden. Ze geven een signaal aan de lezer dat er een verband tussen de zinnen is.

  • Tijd -> terwijl, nadat, toen, wanneer, als, voordat, daarna, daarvoor, vervolgens
  • Reden of oorzaak - gevolg -> omdat, aangezien, doordat, zodat, daarom, dus
  • Doel - middel -> waarmee, daarmee, met het doel, door middel van, door, om
  • Opsomming -> en, ook, zowel ... als, daarnaast, bovendien, ten eerste ...
  • Tegenstelling -> maar, daarentegen, echter, of, enerzijds ... anderzijds
  • Vergelijking -> evenals, eveneens, net als, alsof, hetzelfde is het geval
  • Verduidelijking of voorbeeld -> denk aan, zo, dat houdt in, bijvoorbeeld
  • Voorwaarde -> als, wanneer, tenzij, mits, indien
  • Conclusie of afsluiting -> dus, dan ook, kortom, samengevat

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Opdrachten maken
Wat: Je maakt les 66. Maak opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7.

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.
Tijd: Je hebt vandaag 40 minuten de tijd.
Klaar:     - NUMO
               - Nakijken
               - Lezen

Slide 11 - Slide

Heb je je doelen behaald?
  • Je weet wat signaalwoorden zijn en welk zinsverband ze aangeven.
  • Je kunt signaalwoorden en zinsverbanden herkennen en het verband tussen bestaande zinnen zichtbaar maken.

Slide 12 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Mind map