31 jan - koppelteken en weglatingsstreepje

Leerdoelen
- Ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken
- Ik weet wanneer ik een koppelteken moet gebruiken



1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leerdoelen
- Ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken
- Ik weet wanneer ik een koppelteken moet gebruiken



Slide 1 - Slide

Wat valt je op aan volgende zinnen?
  • Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
  • Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 


Slide 2 - Slide

weglatingsstreepje
  • Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
  • Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden. 
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 3 - Slide

weglatingsstreepje

  • Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten.
  • Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair.


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je
een heel woord weglaat. Bijvoorbeeld: 

blauwe sokken en rode sokken -> blauwe en rode sokken 

Slide 4 - Slide

Check:
landbouw en tuinbouw

Slide 5 - Open question

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 6 - Open question

Wat valt je op bij deze woorden?

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 7 - Slide

koppeltekens 
  • in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
     Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

  • om leesfouten te vermijden bij klinkers
     zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

  • bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
     $-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

  • in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
     Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 8 - Slide

koppeltekens 
  • bij een functie, rang of titel
     assistent-bedrijfsleider, minister-president

  • in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-,
     leerling-, niet-, non-, oud- : non-actief, oud-werknemer, leerling-monteur

  • als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
     anti-Amerikaans, pro-Palestijns

  • in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 9 - Slide

Even testen

Slide 10 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
minijurk
B
mini-jurk
C
mini jurk

Slide 11 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
BMIwaarden
B
BMI waarden
C
BMI-waarden

Slide 12 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
14-jarigen
B
14 jarigen
C
14jarigen

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 15 - Quiz

Noteer het weglatingsteken:

Op die manier kun je exact bepalen welke deelnemer met een wiellengte of neuslengte voorsprong heeft gewonnen.

Slide 16 - Open question

Noteer het weglatingsteken:

Moderne digitale opnametechnologie en afdruktechnologie maakt dat overbodig.

Slide 17 - Open question

Aan de slag!
Opdracht 1 t/m 6  (blz. 254-255)

Klaar?
Lees in je leesboek
óf 
ga Trainen via NN Online met de stof van deze week

timer
15:00

Slide 18 - Slide

Doel: ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken
A
Dit kan ik
B
Dit kan ik (nog) niet

Slide 19 - Quiz

Doel: ik weet wanneer ik het koppelteken moet gebruiken
A
Dit kan ik
B
Dit kan ik (nog) niet

Slide 20 - Quiz