Spelling: koppelteken tot accenten

Spelling 
koppelteken, weglatingsteken, trema, apostrof en accenten
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling 
koppelteken, weglatingsteken, trema, apostrof en accenten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- je weet wanneer je koppelteken, weglatingsteken, trema, apostrof en accenten plaatst.

Slide 2 - Slide

Welke vorm is goed?
A
efficient
B
efficiënt

Slide 3 - Quiz

Trema
Een trema gebruik je om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: 
- calorieën, poriën, reünie

Daarnaast gebruik je een trema in leenwoorden: 
patiënt, fröbelen
In het Duits heet een trema een Umlaut. 

Slide 4 - Slide

Welke vorm is goed?
A
egoist
B
egoïst

Slide 5 - Quiz

Welke vorm is goed?
A
gearriveerd
B
geärriveerd

Slide 6 - Quiz

Apostrof
Een apostrof gebruik je in de volgende gevallen: 
- om uitspraakproblemen te voorkomen --> jury's, zebra's (maar wel jockeys)
- als weglatingsteken: 's morgens, 's-Gravenhage, Thomas' pet 
- in meervouden en afleidingen van afkortingen: cd's, sms'en 
- in verkleinwoorden die eindigen op -y : baby'tje (maar wel cowboytje) 

Slide 7 - Slide

Wat is het meervoud van lolly?
A
lollies
B
lollys
C
lolly's

Slide 8 - Quiz

Hoe geef je aan dat het boek van Kees is?
A
Kees's boek
B
Kees' boek

Slide 9 - Quiz

Hoe geef je aan dat het boek van Tom is?
A
Tom's boek
B
Toms boek

Slide 10 - Quiz

Accenten
Er zijn drie accenten. 
- accent aigu: café
- accent grave: carrière
- accent circonflexe: enquête 

Het accent aigu wordt soms gebruikt om de klemtoon aan te geven: 
- Dat is dé manier om het goed te doen. 
- Zij heeft geen twéé dochters, maar drie. 

Slide 11 - Slide

Welk woord is goed gespeld?
A
de carriere
B
de carrière

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste spelling
A
Premierre
B
Premiere
C
Premiére
D
Première

Slide 13 - Quiz

Welk woord is fout
A
café
B
saté
C
loge

Slide 14 - Quiz

Wat valt je op aan volgende zinnen?
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 


Slide 15 - Slide

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.

Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

De onderstreepte woorden zijn samengestelde woorden. 
Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 16 - Slide

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten

Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair


Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: blauwe sokken en rode sokken: blauwe en rode sokken. 

Slide 17 - Slide

Noteer het weglatingsteken:

Op die manier kun je exact bepalen welke deelnemer met een wiellengte of neuslengte voorsprong heeft gewonnen.

Slide 18 - Open question

Noteer het weglatingsteken:

Moderne digitale opnametechnologie en afdruktechnologie maakt dat overbodig.

Slide 19 - Open question

Kijk eens naar de volgende woorden:

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 20 - Slide

Koppeltekens gebruiken we:
- in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
Jip-en-Janneketaal, half-om-halfgehakt

- om leesfouten te vermijden bij klinkers
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen (maar wel: politieagent)

- bij letters, cijfers en andere tekens, afkortingen en St. of Sint:
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

Slide 21 - Slide

Koppeltekens gebruiken we:
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president

- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling, niet-, non, oud-non-actief, oud-werknemer

- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft:
anti-Amerikaans, pro-Amerikaans

- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden (het ene woord is niet belangrijker dan het andere): hotel-restaurant, zwart-wit, cultureel-maatschappelijk, hink-stap-sprong

Slide 22 - Slide

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 23 - Quiz

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 24 - Quiz

Leerdoelen
 je weet wanneer je koppelteken, weglatingsteken, trema, apostrof en accenten plaatst.

Slide 25 - Slide