V3 -K3 Paragraf E: Grammatik Modalverben ovt

V3 - Woche 4 - Stunde 1
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V3 - Woche 4 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Planung

Weißt du noch? Modalverben o.v.t.
(5 Min.)

Grammatik (30 Min.)

  • K3 Grammatik Aufgabe 18-28 afmaken
  • Nakijken Aufgabe 18 - 28

Zeit übrig:
Wortschatz 'Unterwegs'



Ziele

  • Je kent veelvoorkomende woorden rondom het Thema 'Unterwegs'.

  • Je kunt de Modalverben in de verleden tijd gebruiken. 




Slide 2 - Slide

Weißt du es noch? -
Wat is GEEN kenmerk van de ovt van modale werkwoorden?
A
-st-en-t-en-uitgangen
B
-te, -test, -te, -ten, -tet, -ten
C
geen Umlaut
D
andere stamklinker in de ovt bij álle ww-vormen

Slide 3 - Quiz

Einstieg

(wollen , o.v.t.) Ich ______ nach Hause gehen.
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt

Slide 4 - Quiz

Einstieg:

Warum ....... (wollen) du ins Zentrum fahren?
A
wollte
B
wolltest
C
wölltest
D
willst

Slide 5 - Quiz

Einstieg

(dürfen, o.v.t.) ______ du in die Disko gehen?
A
dürftest
B
darftest
C
durftest
D
willt

Slide 6 - Quiz

Grammatik: Modalverben o.v.t

Slide 7 - Slide

Let op: betekenis
  • dürfen   = mogen, toestemming hebben
  • können = kunnen
  • mögen  = lusten, leuk vinden, houden van
  • müssen = moeten als noodzaak
  • sollen  = moeten als wens van een ander, advies, bevel
  • wollen  = willen
  • wissen = weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd
  • möchten = zou graag willen - geen modaal ww

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Kenmerken Modalverben o.v.t.
  • In de verleden tijd (en het voltooid deelwoord) gebruik komt nooit een umlaut.
  • De uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd: 
       ich = stam + te                    (ich machte)
       du = stam + test                 (du machtest)
       er/sie/es = stam + te.        (er machte)
       wir = stam + ten                 (wir machten)
       ihr = stam + tet                  (ihr machtet)
       sie/Sie = stam + ten         (sie/Sie machten)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

K3 Grammatik: Modalverben o.v.t.
Machen: K3 Paragraf E Grammatik Aufgabe 18 bis 28 (S. 
Zeit: 20 Minuten, danach bespechen
Hilfsmittel: Grammatikübersicht Modalverben S. 149 - 151

Klaar = leren weektaak
  • K3 Wortschatz Lernliste A, B, C, D (testen in quizlet)
  • K3 Grammatik: Modalverben o.v.t. (quizlet of boek) 


timer
15:00

Slide 12 - Slide

nächste Stunde
Overhoren weektaak: Modalverben o.v.t.

Schreiben: K3 G Aufgabe 41, 42, 43, 44, 45, 46

Slide 13 - Slide

Einstieg

Mein Freund ....... (können) keine Rückfahrtkarte kaufen.
A
konnte
B
könnte
C
konnten
D
kann

Slide 14 - Quiz

Einstieg

(wissen, o.v.t.) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte

Slide 15 - Quiz