3.3 Hoe werkt de markt?

3.3 Hoe werkt de markt?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.3 Hoe werkt de markt?

Slide 1 - Slide

Planning
  • Nakijken paragraaf 3.2 opdr. 19 A en B, 23, 25 en 26 
  • Uitleg paragraaf 3.3: Hoe werkt de markt?
  • Starten met paragraaf 3.3 maken opdr. 29 t/m 38

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Na de les weet je wat het verschil is tussen een homogeen en een heterogeen product en kun je voorbeelden noemen.
  • Je kunt uitleggen wat een perfect werkende markt is.
  • Je kunt de essentiële verschillen benoemen tussen verschillende marktvormen.
  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven concurreren op een oligopolistische markt.

Slide 3 - Slide

Opdracht 19
19 a De prijs als qa = 0:
  qa = 0,8p – 40; 0 = 0,8p – 40; –0,8p = –40;
  p = 40 ÷ 0,8 = 50
  punt 2, bijvoorbeeld p = 100
  qa = 0,8p – 40; qa = 0,8 × 100 – 40 = 40
 b De aangeboden hoeveelheid bij p = 40:
  qa = 0,8p – 40; qa = 0,8 × 40 – 40; qa = 32 – 40 = –8.
  Bij een prijs van € 40 worden er geen producten aangeboden.





Slide 4 - Slide

Opdracht 23
23 a Let op, de correcte vraagvergelijking is qv=-1p + 10.
  qv = qa; –1p + 10 = 4p – 20;
  –5p = –30; p = 30 ÷ 5 = 6
 b p invullen in qv:
  qv = –1 × 6 + 10 = 4
  p invullen in qa:
  qa = 4 × 6 – 20 = 4

Slide 5 - Slide

Opdracht 25 + 26
25 a Er is een aanbodtekort. Het aanbod is kleiner dan de vraag.
 b Het aanbod is kleiner dan de vraag. Daardoor stijgt de prijs.
 c De aantallen geleverde tonnen aardappels is lager, maar de prijs per ton aardappels is hoger. De totale opbrengst bij een mislukte oogst kan gelijk zijn aan de totale opbrengst bij een normale oogst.
26 % verandering van de prijs = (150 – 200) ÷ 200 × 100% = –25%
  % verandering van de vraag = (55 – 35) ÷ 35 × 100% = 57%
  De prijselasticiteit van de vraag = +57% ÷ –25% = –2,3


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Marktvorm:
Bepaalde kenmerken waaraan een markt voldoet.

Om te bepalen van wat voor marktvorm er sprake is kijk je : 

  • Het type product: homogeen of heterogeen
  • Het aantal aanbieders op de markt

Slide 8 - Slide

Homogeen product
  • In de ogen van de consument gelijk
  • consument ziet geen verschil
  • consument heeft over het algemeen geen voorkeur 

Slide 9 - Slide

Heterogeen product
  • In de ogen van de consument kleine verschillen
  • Consument heeft een voorkeur
  • Product smaakt net iets anders, heeft net andere kenmerken      

Slide 10 - Slide

Verschillende marktvormen

Slide 11 - Slide

Eigenschappen volkomen concurrentie
  • Homogeen
  • Veel aanbieders
  • Markt is transparant
  • Aanbieders kunnen toetreden en vertrekken wanneer ze willen
  • Aanbieder is hoeveelheids-aanpasser  
  • Aanbieder kan de prijs niet veranderen
Transparant: marktpartijen hebben volledige kennis over prijzen, concurrenten, verkrijgbaarheid,  etc.

Slide 12 - Slide

Eigenschappen van een monopolie

  • Homogeen 
  • Slechts 1 aanbieder
  • Aanbieder kan zelf hoogte van 
       verkoopprijs bepalen
NS is de enige aanbieder van intercity trajecten

Slide 13 - Slide

Eigenschappen van een monopolistische concurrentie

  • Heterogeen
  • Veel aanbieders
  • Aanbieder kan zelf hoogte van 
   verkoopprijs bepalen
Schoenen industrie, shampoo industrie

Slide 14 - Slide

Eigenschappen van een oligopolie
  • Homogeen / heterogeen
  • Weinig aanbieders
  • Om deze concurrentie te verminderen kunnen ze: verboden kartelafspraken, over prijs, productieomvang, verdeling van de markt etc. 
  • Prijsverlagingen doorvoeren. Dit kan leiden tot een prijzenoorlog. 
Kartel:
Producenten maken verboden afspraken met concurrenten om de concurrentie te verminderen.

Slide 15 - Slide

Aan het werk:

Maken:
paragraaf 3.3
opdr:29 t/m 38
vanaf blz. 78
Op fluistertoon met je buurman/vrouw



Slide 16 - Slide