What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Toets 1 - werken in de winkel
Meesterproef
Ec
onomie en Handel, Fase 1 weekritme 2
Werken in de winkel
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Verkooppraktijk
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Meesterproef
Ec
onomie en Handel, Fase 1 weekritme 2
Werken in de winkel
Slide 1 - Slide
Je kunt winkels indelen in verschillende vormen. Dat noemen we winkelvormen. Een voorbeeld is een tuincentrum.
Noem 3 andere winkelvormen.
Slide 2 - Open question
Welke winkels verkopen
Food-producten?
A
Jumbo en HEMA
B
Xenos en Douglas
C
Phone-house en Expert
D
Jack & Jones en IKEA
Slide 3 - Quiz
Ik ga naar de stad om boodschappen te doen. Er is ook markt. Daar haal ik een bos bloemen.
Dit is een voorbeeld van
A
winkel-verkoop.
B
niet winkel-verkoop.
C
een bloemenwinkel.
D
een goed initiatief.
Slide 4 - Quiz
Onder welke branche valt
de Intratuin?
Slide 5 - Open question
Onder welke branche valt
de Gamma?
Slide 6 - Open question
Wanneer heeft een winkel een goede looproute?
A
Als een klant zo snel mogelijk de boodschappen kan halen
B
Als de klant niet zo lang hoeft te lopen om bij de winkel te komen.
C
Als een klant langs zoveel mogelijk producten loopt in de winkel.
D
Looproute? Die heb ik met de hond. Een winkel heeft dat niet.
Slide 7 - Quiz
Hoe noem je de glazen buitenkant van de winkel?
Slide 8 - Open question
Een klant doet een impulsaankoop.
Wat betekent dat?
A
Een klant besluit spontaan / plotseling om iets te kopen.
B
Een klant koop iets dat op het boodschappenlijstje staat.
C
Een klant koopt een lekker snack. Dat geeft hem een impuls (meer energie) om verder te winkelen
D
Een klant koopt iets voor iemand anders.
Slide 9 - Quiz
Geef een goede omschrijving van
'Beroepshouding'
Slide 10 - Open question
Wat is belangrijk bij een goede beroepshouding?
Slide 11 - Open question
Wat bedoelen we met
'Artikelen verkoopklaar maken'?
Slide 12 - Open question
Artikelen die bij elkaar horen noemen we een artikelgroep.
Noem 2 artikelgroepen in een supermarkt:
Slide 13 - Open question
Noem 2 artikelgroepen in een drogisterij:
Slide 14 - Open question
Noem 2 artikelgroepen in een tuincentrum:
Slide 15 - Open question
Wat is dit?
(Plaatje aantikken om in te zoomen)
Slide 16 - Open question
Wat is een artikelpresentatie?
Slide 17 - Open question
A =
B =
C =
D =
Reikhoogte
Kijkhoogte
Grijphoogte
Bukhoogte
Slide 18 - Drag question
Wat doe je als je gaat spiegelen?
A
Voordat je de winkelvloer op gaat kijk je in de spiegel of je er goed uit ziet.
B
Je vraagt een college eens goed naar zichzelf te kijken in plaats van alleen kritiek te leveren.
C
Je plaatst artikelen naast elkaar, vooraan in het schap zodat aller er netjes uit ziet.
D
Je gaat alle spiegels in de winkel wassen omdat dat er netjes uit ziet.
Slide 19 - Quiz
Waar staat in de winkel de voorraad?
Slide 20 - Open question
Sorteer in de volgende dia de artikelen door ze onder de artikelgroep te slepen.
Slide 21 - Slide
Drogist
Groente
Zuivel
Tandpasta
Sla
WC-Papier
Prei
Shampoo
Wortelen
Melk
Slagroom
Kwark
Scheermesjes
Kokosnoot
Boter
Slide 22 - Drag question
Sorteer in de volgende dia de artikelen door ze onder de artikelgroep te slepen.
Slide 23 - Slide
Koelcel
Vriescel
Pizza
Boter
IJs
Bitterballen
Melk
Slagroom
Patat
Yoghurt
Slide 24 - Drag question
Noem minstens 5 artikelen die goed
verkopen in een warme zomer.
Slide 25 - Open question
Noem 2 seizoenartikelen van een kledingzaak.
Slide 26 - Open question
Wat is het assortiment van een winkel?
Leg dus uit wat het assortiment is. Je hoeft geen voorbeeld te geven
Slide 27 - Open question
Een winkelier moet goed nadenken over het assortiment dat hij in de winkel heeft. Het moet passen bij de doelgroep.
Wat wordt bedoeld met 'Doelgroep'?
A
Waarom mensen iets kopen
B
Welke mensen de winkelier verwacht dat er komen
C
Klanten die met een groep de winkel in komen
D
Klanten die met 1 doel naar de winkel komen
Slide 28 - Quiz
Heeft een supermarkt een breed of een smal assortiment?
A
Breed
B
Smal
Slide 29 - Quiz
Heeft een slager een diep of een ondiep assortiment?
A
Diep
B
Ondiep
Slide 30 - Quiz
Wat is goed:
Een winkel heeft een......
A
Breed en ondiep assortiment
B
Smal en ondiep assortiment
C
Smal en breed assortiment
D
Breed en diep assortiment
Slide 31 - Quiz
Hoe noem je een gesprek dat je met klanten voert?
A
Verkoopgesprek
B
Informeel gesprek
C
Formeel gesprek
D
Klantgesprek
Slide 32 - Quiz
Als verkoper moet je goed observeren. Wat is dat?
A
Met aandacht naar je telefoon kijken en luisteren
B
Met aandacht naar je werk kijken.
C
Met aandacht naar de radio luisteren.
D
Met aandacht naar de klant kijken en luisteren.
Slide 33 - Quiz
More lessons like this
Theorie de winkel van dichtbij
March 2023
- Lesson with
17 slides
Verkooppraktijk
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
De winkel van dichtbij les 2
October 2020
- Lesson with
19 slides
Verkooppraktijk
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
De winkel van dichtbij les 2
October 2020
- Lesson with
25 slides
Verkooppraktijk
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
De winkel van dichtbij leerjaar 4
October 2024
- Lesson with
18 slides
Verkooppraktijk
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Les 1 Hf.1
November 2023
- Lesson with
24 slides
Verkooppraktijk
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
1a. De winkel van dichtbij
November 2020
- Lesson with
15 slides
Verkooppraktijk
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
1a De winkel van dichtbij
September 2022
- Lesson with
19 slides
Praktijkonderwijs
Winkel, les 1 en 2: Soorten winkels en De supermarkt
June 2024
- Lesson with
30 slides
Economie
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1