This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hfst. 2 Spelling
Leenwoorden (blz. 66-68)
Slide 1 - Slide
Leenwoorden
Uit heel veel talen hebben we leenwoorden. Een leenwoord vindt zijn oorsprong in een andere taal.
We kennen woorden uit het Frans, Engels, Duits, Jiddisch, Maleis, Zweeds, Noors, Italiaans, Spaans, Latijn , Romaansetc.(etc.=etcetera = Frans leenwoord voor enzovoorts).
Slide 2 - Slide
Hoeveel procent van onze taal bestaat uit leenwoorden?
A
10%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 3 - Quiz
Engelse leenwoorden
Samenstellingen: voicemail, latenightshow
rechts een voorzetsel? > koppelteken: time-out, all-in
woordgroep met losse delen: second opinion, low budget
Slide 4 - Slide
Franse leenwoorden
Let op:
accent aigu: decolleté
accent grave: crèche
accent circonflexe: enquête.
Niet alle Franse leenwoorden hebben nog hun accents.
Slide 5 - Slide
Wanneer plaats je een koppelteken bij een Engels leenwoord?
A
Als het een samenstelling is
B
Als het begint met een hoofdletter
C
Als rechts een voorzetsel staat
D
Na elke klinker
Slide 6 - Quiz
Franse leenwoorden
Slide 7 - Mind map
Duitse leenwoorden
Slide 8 - Mind map
Welk woorden zijn leenwoorden? (geef meer dan 1 antwoord.)
A
dessert
B
gadgets
C
huiskamer
D
e-reader
Slide 9 - Quiz
Welk woord is een leenwoord?
A
appel
B
computer
C
jas
D
tafel
Slide 10 - Quiz
Welk woord is een leenwoord?
A
toetje
B
cadeau
C
vlieg
D
vijgen
Slide 11 - Quiz
Welk van de volgende woorden is een leenwoord
A
bodyguard
B
afspraakje
C
proefwerk
D
model
Slide 12 - Quiz
Uit welke taal komt het leenwoord 'trottoir'?
A
Engels
B
Duits
C
Frans
Slide 13 - Quiz
Welk leenwoord is niet afgeleid van het Latijn?
A
alias
B
album
C
jaloers
D
agent
Slide 14 - Quiz
Uit welke taal komt het leenwoord: sowieso
A
Russisch
B
Duits
C
Engels
D
Zweeds
Slide 15 - Quiz
Wat is het leenwoord? Ze draagt het liefst sneakers en een broek.