Slavernij is eeuwenlang een normaal verschijnsel geweest in de hele wereld. Tijdens een oorlog werden krijgsgevangenen genomen en kon de overwinnaar met hen doen wat hij wilde. Vaak werden ze tot slaaf gemaakt, soms geofferd aan de goden.
In het Afrikaanse binnenland werden slaven verkocht, maar niet veel. Met de komst van Arabische slavenhandelaren in de 7e eeuw veranderde dit snel.
Slaven werden verkocht aan het Midden-Oosten, India en China.
Vanaf de 7e eeuw tot de 20e eeuw werden minstens 12 miljoen Afrikanen slachtoffer van de Arabische slavenhandel.
Toen de Portugezen in 1500 aankwamen, was er al een uitgebreid slavenhandelsnetwerk. Hier gingen zij goed gebruik van maken. Zij kochten slaven in ruil voor textiel of geweren. De eerste slaven die de Portugezen kochten, werden aan het werk gezet op plantages op eilanden voor de Afrikaanse kust, die door Portugal waren veroverd.
Een plantage is een groot landbouwbedrijf waarop één product wordt verbouwd. Deze producten konden niet in Europa groeien, zoals suikerriet.
Later werden slaven ook meegenomen naar kolonies buiten Afrika.