2425 P1 A4

Leesautobiografie (zie p. 4 t/m 7 van de werkwijzer)

Huiswerk: ma 9 sept 5e uur: meenemen op papier -> lijst met boektitels
-  waaruit je bent voorgelezen
- het eerste boek dat je zelf kon lezen (groep 3)
- wat je verder op de basisschool en thuis las
- welke je in de onderbouw hebt gelezen

Tip: vraag je ouders/opa&oma/oppas welke boeken ze jou vroeger voorlazen en maak notities

Volgende week ga je tijdens de lessen jouw leesautobiografie (LAB) schrijven 

Doel: Eind jaar 5 schrijf je jouw eindverslag literatuur dat je gaat gebruiken voor je mondeling examen literatuur. Je kunt dan a.d.h.v. je leesautobiografie uit begin jaar 4 reflecteren op hoe je als lezer bent gegroeid qua literaire smaak en niveau.
1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Leesautobiografie (zie p. 4 t/m 7 van de werkwijzer)

Huiswerk: ma 9 sept 5e uur: meenemen op papier -> lijst met boektitels
-  waaruit je bent voorgelezen
- het eerste boek dat je zelf kon lezen (groep 3)
- wat je verder op de basisschool en thuis las
- welke je in de onderbouw hebt gelezen

Tip: vraag je ouders/opa&oma/oppas welke boeken ze jou vroeger voorlazen en maak notities

Volgende week ga je tijdens de lessen jouw leesautobiografie (LAB) schrijven 

Doel: Eind jaar 5 schrijf je jouw eindverslag literatuur dat je gaat gebruiken voor je mondeling examen literatuur. Je kunt dan a.d.h.v. je leesautobiografie uit begin jaar 4 reflecteren op hoe je als lezer bent gegroeid qua literaire smaak en niveau.

Slide 1 - Slide

Periode 1 - Schrijfvaardigheid
Thema P1 en P2 -> daklozen / de zelfkant van het leven
Uitleg werkwijzer (SCHRIJF DIRECT JE NAAM OP DE WERKWIJZER) en methode Kern (2 boeken HB en OB)
Neem werkwijzer en beide Kernboeken iedere les mee!
Iedere les in P1 start met 10 minuten lezen (óf uit Kern óf uit de verhalenbundel)

Literatuur -> de leesclub (1 les per week op donderdag)
Literatuurdossier -> leeslijst en gemaakte opdrachten, per periode bijwerken en opslaan in Word-bestand! 
Wk 37: ma 9 sept. meenemen lijst boektitels (voor de leesautobiografie -> LAB)
Wk 38: ma 16 sept. meenemen eerste versie LAB getypt en op papier geprint
Wk 39 eerste les Ne: definitieve LAB inleveren (ma 23 sept. 5e lesuur)
Wk 41: uitwisseling 
Wk 42: met je leesclub kies je een boek uit de themalijst (zie p.7 werkwijzer) dat je direct leent, bestelt, reserveert
Wk 43: toetsweek (21-25 okt.)
Wk 44: herfstvakantie (26 okt. t/m ma 4 nov.)
Wk 45: uitloop toetsweek (di 5 nov.) 

Slide 2 - Slide

Welkom terug!
Wat gaan we deze les doen?

Kort voorstellen
Uitleg werkwijzer, nieuwe methode Kern, leesautobiografie & de leesclub


Slide 3 - Slide

 Wk 36: HB 3 Tekstsoorten en HB 4 Inleiding-kern-slot

Huiswerk: 
Lezen: HB 3 Tekstsoorten (p. 58-59) en maken OB 3: opdr. 2, 5 over thema daklozen/zelfkant van het leven (p. 38-39) 
Lezen: HB 4 Inleiding-kern-slot (p. 60-61) en maken opdr. 2, 4, 5, 7, 8 (p.42-43)

HB 3 Tekstsoorten (p.58-59)
Doel: Je oefent met het herkennen en effectief inzetten van tekstsoorten
Tekstdoel = altijd een werkwoord (bv. amuseren, activeren, informeren, instrueren, overtuigen)
Tekstsoorten = wat is het doel van de tekst, welk specifiek taalgebruik en welke taalmiddelen zet de schrijver daarvoor in? Leespubliek?
  • verhalend -> vertelling, verhaal
  • feitelijk -> rapport/verslag, procedure, verklaring/uiteenzetting, oproep/verzoek
  • waarderend -> beschouwing, betoog, respons
Tekstvormen -> dagboek, sprookje, strip, notulen, recept, krantenartikel, reclame, sollicitatie, betoog, essay, recensie, ingezonden brief enz.

Slide 4 - Slide

HB 4 Inleiding, kern, slot (p. 60-61)
Huiswerk: HB 4 lezen: Inleiding, kern, slot (p.60-61)
                      OB 4 maken: opdr. 2, 4, 5, 7, 8 (p.42-43) 

Doel: Je oefent met het herkennen van de indeling van een tekst
Je kent de functies van een inleiding, de kern en het slot en kunt dit toepassen op je eigen en andermans geschreven teksten.




Slide 5 - Slide

Wk 37: Leesautobiografie
Huiswerk
Lezen HB 6 Alinea's en verbanden (p.64-65) en maken OB 6 opdr. 4, 5, 6 (p.50) 
Lezen HB 10 Stijl (p. 72-73) en maken OB 10 opdr. 2, 4 (p. 72-73)

Deze week schrijf je tijdens de lessen zover mogelijk je LAB, thuis typ je het over.
LAB niet klaar, dan maak je het thuis af.
Wk 38: ma 16 sept. is je LAB af en neem je het mee op papier (vooraf aan de les printen!)

Les 1: voorlezen en kort bespreken: De troostzoekers - Lucas Rijneveld

Slide 6 - Slide

Troostzoekers - Lucas Rijneveld

Zoals geluk gevaarlijk is voor wie er spaarzaam mee omgaat,
voor wie niet-leven een koud kunstje werd, voor wie hier binnenkomt
en twijfelt aan alles wat mooi is, twijfelt aan zijn plek in de wereld,
voor wie eindeloos teert op het verlangen naar beterschap,
voor wie niet breekbaar wil zijn net zo min als populierensterk
en wie mij raakt geef ik de wind, voor wie met een bevel tot
omhakken in de hand rillerig plaatsneemt of juist wil opbloeien
en zie me, voor wie alleen wil zijn maar het niet langer meer kan.
Zoals geluk gevaarlijk is voor hen die het niet kunnen delen,
voor wie wel glimlacht maar de snik onzichtbaar en hoog in
de keel heeft, voor wie alles verloor waar hij van hield, voor hen die
de koek uit de mond sparen en altijd andermans honger stillen,
voor wie weerloos omgaat met de dingen, voor wie iedere
avond zichzelf het donker van zijn kop injaagt, voor wie de hoop

maar te weinig uitspreekt, voor wie moe is maar niet meer
in slaap komt en eeuwig ligt te woelen, voor hen die willen leunen,
voor wie onder de mensen wil zijn als onder een warme deken,
voor wie niet weet wie hij is en altijd onzeker, we zijn de leegte,
zeggen we, we zijn de leegte en weten niet hoe ons te vullen.
Zoals geluk gevaarlijk is voor de roekeloze, voor wie verstrikt zit
in eigen-ik, voor wie de weerloosheid weg-eet, koopt, slikt, voor wie
zichzelf bezeert omdat een ander het niet meer doet, voor wie
stemmen hoort maar zelden een lief woord, voor wie bang is om
verlaten te worden en in een leeg huis thuis te komen, voor wie zélf
uit voorzorg iedereen verlaat, voor wie weet dat het hart op vele
manieren kan breken en vergeet dat het ook op vele manieren
weer kan helen, voor wie en voor iedereen is hier de plek.

Slide 7 - Slide

vervolg Troostzoekers
heeft opgegeven als een zieke kameraad, voor wie van alles denkt
maar te weinig uitspreekt, voor wie moe is maar niet meer
in slaap komt en eeuwig ligt te woelen, voor hen die willen leunen,
voor wie onder de mensen wil zijn als onder een warme deken,
voor wie niet weet wie hij is en altijd onzeker, we zijn de leegte,
zeggen we, we zijn de leegte en weten niet hoe ons te vullen.
Zoals geluk gevaarlijk is voor de roekeloze, voor wie verstrikt zit
in eigen-ik, voor wie de weerloosheid weg-eet, koopt, slikt, voor wie
zichzelf bezeert omdat een ander het niet meer doet, voor wie
stemmen hoort maar zelden een lief woord, voor wie bang is om
verlaten te worden en in een leeg huis thuis te komen, voor wie zélf
uit voorzorg iedereen verlaat, voor wie weet dat het hart op vele
manieren kan breken en vergeet dat het ook op vele manieren
weer kan helen, voor wie en voor iedereen is hier de plek.

Slide 8 - Slide

Bespreek met je groepje
Waar gaat dit gedicht over volgens jou?
Herken je bepaalde stijlmiddelen? Bijv. rijm, enjambement, beeldspraak, tegenstellingen, herhalingen, opsommingen, woordspelingen?
Wat voor gevoel roept dit gedicht bij je op?
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Wende & Froukje zingen Troostzoekers
Luister en lees mee,  let op evt. aanpassingen tussen gedicht en muziek.

Bespreek na het lied met je groepje:
Wat is voor jou het verschil in beleving? 
Wat zijn de veranderingen? 
Wat doet deze versie met de versie die je eerder hoorde/las? 
Zou je elk gedicht op muziek kunnen zetten? 
Ken je muziek waarvan je poëzie kan maken? 



Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Herhalen tekstsoorten en tekststructuur
Opdracht: Bespreek (3 min.) en noteer met je groepje/ in tweetallen de functies van:
- de inleiding
- de kern
- het slot

Opdracht: Bespreek (2 min.) en noteer met je groepje/ in tweetallen het tekstdoel en de tekstsoort van:
- een ingezonden brief in de krant
- de bonusfolder van AH
- jullie Kern methodeboek Nederlands
- Hans en Grietje

timer
3:00
timer
2:00

Slide 12 - Slide

HB 6 Alinea's en verbanden (p. 64-65)

Doel: Je kunt aangeven hoe alinea's met elkaar in verband staan en signaal- en functiewoorden herkennen.

Elke tekst bevat alinea's en deze hebben een duidelijke opbouw. 
Een alinea (+/- 10 zinnen) bestaat uit één deelonderwerp met een hoofdmededeling en een uitleg of uitwerking daarvan.
De zin waar de hoofdmededeling in staat noemen we de kernzin. 
De kernzin is meestal de eerste, tweede of laatste zin van de alinea. 
Signaalwoorden zorgen ervoor dat een tekst makkelijker te begrijpen is (verband).


Slide 13 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Signaalwoorden zorgen ervoor dat woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.

Functiewoorden geeft expliciet de functie van een alinea of zin aan (zie OB p. 261-262)


Welke signaal- en functiewoorden herken je in deze zin? Schrijf ze op in je schrift.

Een belangrijk bezwaar tegen het telefoonverbod is bijvoorbeeld dat leerlingen daardoor geen gebruik kunnen maken van educatieve apps, wat een probleem kan vormen voor hun studie. Daarentegen is er het argument dat een telefoonverbod dé oplossing is om afleiding te verminderen, omdat dit de concentratie bevordert. De conclusie is dat, hoewel advies en ondersteuning belangrijk zijn, het telefoonverbod uiteindelijk gunstig is voor de leeromgeving.

Slide 14 - Slide

Signaal- en functiewoorden
Een belangrijk bezwaar tegen het telefoonverbod is bijvoorbeeld dat leerlingen daardoor geen gebruik kunnen maken van educatieve apps, wat een probleem kan vormen voor hun studie. Daarentegen is er het argument dat een telefoonverbod de oplossing is om afleiding te verminderen, omdat dit de concentratie bevordert. De conclusie is dat, hoewel advies en ondersteuning belangrijk zijn, het telefoonverbod uiteindelijk gunstig is voor de leeromgeving.

Functiewoorden 5x
Signaalwoorden 5x

Slide 15 - Slide

 HB 10 Stijl (p. 72-73)
Les 2: Voorlezen: Het rattenlied - Manon Uphoff (OB 13 p.160-161)

Thuis lees je vóór donderdag 12 sept.: Poep -  Manon Uphoff (HB p.167-170) en schrijf je over dit korte verhaal twee opmerkingen/reacties/vragen op (op papier) die je wilt bespreken. Neem dit papiertje mee naar de leesclubles!

'Schrijf zoals je bent' (p. 73 HB) -> wat is jouw schrijfstijl?

Opdracht: LAB schrijven zie p. 4-5 van de werkwijzer (15 min.)
- Schrijf de inleiding van je LAB met een pakkende leeslokker 
- Schrijf de kern en deel de alinea's logisch in, gebruik signaalwoorden
- Eindig de kern met jouw top drie mooiste boeken ooit en beargumenteer je keuze
- Schrijf het slot en eindig met een originele uitsmijter

Ma 16 sept. 5e uur neem je jouw LAB getypt en geprint op papier mee!

timer
15:00

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wk 37: De leesclub
Poep - Rattenlied van Manon Uphoff 
- omdat samen lezen en het uitwisselen van leeservaringen gewoon veel leuker is!
- omdat je interessante gesprekken hebt over allerlei verschillende meningen
- omdat je jezelf en de ander hierdoor beter leert kennen
- omdat je een boek beter begrijpt door het met elkaar te bespreken

Lees de kenmerken van lezersprofielen 1, 2 en 3 
Schrijf op welk leestype jij bent.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Samenstellen leesclub
Leestype 1 gaat rechtsachter in de klas staan
Leestype 2 gaat linksachter in de klas staan
Leestype 3 gaat voorin de klas staan

Vorm een groep:
- bestaande uit jongens én meisjes
- géén vriendengroep (mag wel met één bevriende klasgenoot)
- 4 à 5 personen, niet meer en niet minder

Slide 20 - Slide

Literatuur: tips bij het lezen van proza&poëzie
Sommige zinnen roepen beelden op, andere juist vragen. Soms ook krijg je juist een inkijkje in de gedachten, gevoelens of omstandigheden van de hoofdpersoon. Je kunt je dan beter inleven in de hoofdpersoon. Soms word je geraakt door een mooie zin of uitspraak.

Markeer of plak een post-it bij zo'n fragment -> handig ter voorbereiding op de leesclublessen om je mening te beargumenteren met voorbeelden.
Schrijf voor iedere leesclubles twee opmerkingen/vragen/reacties op die je met je leesclub wilt bespreken.

Bladwijzer -> neem die iedere literatuurles mee, je werkt hier heel jaar 4 mee

Slide 21 - Slide

Gespreksvaardigheden
Reacties opmerken, noteren en bespreken

Slide 22 - Slide

Bespreek met elkaar
  • Jullie meegenomen vragen/reacties/opmerkingen over het korte verhaal Poep - Manon Uphoff (HB 13 p. 167-170)
  • Bespreek met elkaar opdr. 1 t/m 4, 6 en 7 (OB 13 p. 160-161)


Slide 23 - Slide

Wk 38: Leesautobiografie
  • Eerste versie LAB UITGEPRINT OP PAPIER  ruil je met een klasgenoot
  • Di 17 sept heb je geen les Ne, dus je schrijft de feedback tijdens deze uitgevallen les en vult het beoordelingsformulier in (p. 6 van je werkwijzer)
  • Stuur jouw feedback en het beoordelingsformulier per mail of geef het op papier aan je klasgenoot uiterlijk wo 18 sept om 20.00 uur!
  • Je verbetert thuis jouw LAB n.a.v. de ontvangen feedback van je klasgenoot
  • Inleveren ma 23 sept. 5e uur getypt & geprint op papier (te laat inleveren gaat ten koste van je werkhoudingbeoordeling)
  • Beoordeling O-V-G
  • Voeg je LAB toe aan je literatuurdossier

Slide 24 - Slide

HB 14 Aantrekkelijk formuleren (p. 80-81)
Huiswerk: 
Lezen HB 14 Aantrekkelijk formuleren (p. 80-81) en maken OB 14 opdr. 2, 3, 4 abc (p. 82-83)
Lezen HB 19 Overtuigen (p. 102-103) en maken OB opdr. 1, 3, 5 (p.94)

Denk aan:
  • zinsbouw en zinslengte
  • woordkeuze (synoniemen, verwijswoorden enz.)
  • archaïsmen en neologismen (ouderwetse en nieuwe woorden)
  • voorbeelden, anekdotes
  • figuurlijk taalgebruik bv. beeldspraak
  • stijlfiguren
  • persoonlijk taalgebruik

Bekijk het filmpje op de volgende pagina -> -> ->

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

HB 19 Overtuigen (p. 102-103)
Huiswerk: Lezen: HB 19 Overtuigen (p.102-103) en maken: OB 19 opdr. 1, 3, 5 (p. 94)

Doel: Je weet wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat. Je kunt standpunten, argumenten en subargumenten herkennen en van elkaar onderscheiden.

Retorica = 'kunst van de welsprekendheid'


Standpunt -> je mening, visie, opvatting, conclusie, stelling, claim waarvan je de ander wil overtuigen
De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Argumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen (signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers)
...omdat de zon er altijd schijnt.
Subargument -> verduidelijking en verklaring van het hoofdargument
Ik word er lekker bruin en daardoor voel ik me fitter en zie ik er beter uit.

Slide 27 - Slide

Standpunt - argument
Hoe onderscheid je het standpunt van de argumenten? Met de want/dus-proef

(Standpunt), want (argument)
Ik stop ermee, want ik heb genoeg huiswerk gemaakt vandaag.

(Argument), dus (standpunt)
Ik heb genoeg huiswerk gemaakt vandaag, dus ik stop ermee.

Voor do 19 sept heb je Een onbekende trekvogel van Kader Abdolah (HB 14 p. 172-173) gelezen en neem je twee vragen/reacties/opmerkingen op papier mee om te bespreken met je leesclub.

Slide 28 - Slide

Wk 38: De leesclub
Een onbekende trekvogel - Kader Abdolah HB 14 (p. 172-174)
  • Bespreek met elkaar jullie meegenomen vragen/reacties/opmerkingen (10 min.)
  • Daarna lees je: HB 14 p. 174 (de theorie over dit verhaal) 
  • Bespreek met je leesclub OB 14 opdr. 1 t/m 8 (p. 162) en noteer jullie antwoorden (10-15 min.)

Straks gaan we met elkaar de antwoorden bespreken

Verdieping: In sommige culturen communiceren mensen vaak in metaforen. 
Nederlanders staan daarentegen bekend om hun directe manier van communiceren. Wat zegt dit volgens jou over het verschil tussen ons en die andere culturen?

timer
15:00

Slide 29 - Slide

Verdieping


Nederlanders gaan recht op hun doel af en communiceren heel duidelijk en direct.
Andere culturen ervaren deze manier van communiceren nogal eens als bot en onbeleefd, maar ook als eerlijk. Culturen die een indirecte manier van communiceren hebben en veel metaforen gebruiken, geven de ontvanger meer ruimte voor eigen interpretaties waardoor de communicatie als minder bedreigend wordt ervaren. 

Slide 30 - Slide

Wk 39 vervolg: HB 19 Overtuigen (p. 102-103)
Huiswerk: Lezen: HB 19 Overtuigen (p.102-103) en maken: OB 19 opdr. 6, 13 t/m 18 (p. 94-97)

Dit weet je al: 

Standpunt -> je mening, visie, opvatting, conclusie, stelling, claim waarvan je de ander wil overtuigen
De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Argumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen (signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers)
...omdat de zon er altijd schijnt.
Subargument  -> verduidelijking en verklaring van het hoofdargument
Ik word er lekker bruin en daardoor voel ik me fitter en zie ik er beter uit.



Slide 31 - Slide

Doel: Je kunt kritisch naar een betoog kijken en zelf argumenten, tegenargumenten en weerleggingen gebruiken in een betoog

Standpunt -> je mening, visie, opvatting, conclusie, stelling, claim waarvan je de ander wil overtuigen
De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Argumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen (signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers)
...omdat de zon er altijd schijnt.
Subargument -> verduidelijking en verklaring van het hoofdargument
Ik word er lekker bruin en daardoor voel ik me fitter en zie ik er beter uit.

Deze week leer je de volgende begrippen:
Tegenargument -> uitspraak die laat zien dat een stelling/standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is
Het is maar wat je ideaal noemt, het trekt veel te veel toeristen aan en je hebt daardoor geen plek voor jezelf op het strand.
Weerlegging -> hiermee ontkracht je een argument
Te druk? Dat is alleen in het hoogseizoen, als je in het laagseizoen gaat, heb je het hele strand voor jou alleen.

Slide 32 - Slide

Feitelijk - waarderend
oplossen - beslechten (HB 19 p. 103)
Feit = controleerbaar (waar of niet waar) - objectief
Mening = waarderend, oordelend - subjectief








Constructief: meningsverschil oplossen door gericht samen te zoeken naar de beste oplossing
waarin beide partijen zich voldoende in herkennen
Beslechten: een derde partij (rechter/jury) die bepaalt wie gelijk krijgt, meningsverschil is niet opgelost

Slide 33 - Slide

AUB
A: Argument ->Je noemt je argument. Mijn argument is dat...

B: Bijvoorbeeld > Bedenk nu een voorbeeld dat het argument duidelijker maakt. Gebruik daarvoor je eigen kennis, fantasie
of zoek informatie op internet. Stel je voor... OF Het is onderzocht dat...

U: Uitleg -> Je legt je argument verder uit. Dit kun je doen door twee stappen te volgen:
1. Leg uit waarom het zo is.
2. Leg uit waarom dit goed of slecht is.
Want/omdat... Dit is goed/slecht, want...


Slide 34 - Slide

Voorbeeld: LEERLINGEN MOETEN EEN SCHOOLUNIFORM AAN

A Argument ->‘Mijn argument is dat het dragen van schooluniformen ervoor zorgt dat er minder gepest wordt.’

B Bijvoorbeeld -> ‘Stel je voor dat iemand heel ongelukkig is omdat hij vanwege zijn kleding gepest wordt. Als diegene een schooluniform zou dragen, wordt hij niet meer gepest. Dan wordt hij weer gelukkig’. 

U Uitleg -> 1. Vaak wordt iemand gepest, omdat hij er anders uitziet. Met een schooluniform ziet iedereen er hetzelfde uit en daarom valt die reden om te pesten weg.
2. Dat is goed, want pesten heeft grote en nare gevolgen.

Slide 35 - Slide

Weerleggen: het ontkrachten van een ander argument (NIET de stelling) door aan te tonen dat het onjuist of onaanvaardbaar is.
Een sterke weerlegging bestaat uit vier stappen.
Stelling: Iedereen die langer dan 1 jr. in een AZC zit, moet een verblijfsvergunning krijgen.
1. Aankondigen: op welk argument ga je reageren? Ik wil graag reageren op het punt van de wachtlijsten.
2. Samenvatten: wat is in één zin het argument waar je precies op gaat reageren? Er wordt beweerd dat door deze maatregel er meer asielzoekers komen waardoor wachtlijsten langer worden.
3. Reageren: wat klopt er niet aan het argument? Dat klopt niet, want door deze maatregel moeten aanvragen sneller verwerkt worden. Omdat na een jaar wachten iemand automatisch een verblijfsvergunning krijgt, wil je voor die tijd weten of iemand geschikt is om hier te mogen blijven of niet. Daarom zullen alle aanvragen binnen een jaar
worden verwerkt. Nu duurt een aanvraag verwerken vaak langer dan een jaar, omdat die druk er niet achter zit.
4. Conclusie: hoe heb jij dit argument weerlegd? Dus van mensen na een jaar een verblijfsvergunning geven, worden wachtlijsten niet langer, ze worden juist korter!


Slide 36 - Slide

Voorbeeld van een betoog
Huiswerkvrije school moet op alle scholen worden ingevoerd

Lees mee terwijl je docent de tekst modelt.



Voor de laatste les Nederlands lees je thuis de tekst Scheer een zwerver - Rob van Essen. Je neemt twee vragen/reacties/opmerkingen op papier mee om met je leesclub te bespreken.

Slide 37 - Slide

Wk 39: De leesclub
Scheer een zwerver - Rob van Essen
Opwarmertje:

Opdracht: Maak een mindmap

Schrijf in het midden het woord daklozen
Schrijf in twee minuten zoveel mogelijk woorden op waarmee jij het woord daklozen/zwervers associeert
timer
2:00

Slide 38 - Slide

Wk 39: De leesclub
Scheer een zwerver - Rob van Essen
  • Bespreek met elkaar jullie meegenomen vragen/reacties/opmerkingen
  • Uitgesproken? Dan bespreek je met elkaar een prompt

  • Prompts zijn kaartjes met open vragen die je kunt inzetten wanneer een gesprek vastloopt nadat je de trigger- en belevingsvragen hebt besproken.
Voorbeeld: Vertel eens...
- Welke (ongepaste) vraag zou jij aan het personage uit dit verhaal willen stellen?
- Neemt de hoofdpersoon beslissingen vanuit zijn gevoel of vanuit zijn verstand? En... wat is beter volgens jou?
- In hoeverre bepaalt de afkomst van de hoofdpersoon hoe hij/zij zich gedraagt? Heeft hij/zij de keuze om het anders te doen?
- Kan de hoofdpersoon ook van het andere geslacht zijn? Waarom wel/niet en kun je dit toelichten met een voorbeeld uit de tekst?

Slide 39 - Slide

Wk 40: Oefenen betoog schrijven
Les 1: teksten lezen, standpunt bedenken, kern (3 alinea's) schrijven.
Je levert jouw betoog aan het eind van de les in bij je docent.

Les 2: inleiding, slot en titel schrijven (15 min)
Halverwege de les wissel je je betoog met een klasgenoot en geef je elkaar feedback.
Schrijf je feedback op het invulblad.
Je levert jouw betoog en de gekregen feedback in bij je docent aan het eind van de les.

Wk 42: na de uitwisseling herschrijf je jouw betoog a.d.h.v. de ontvangen feedback

 Voor do 3 okt. heb je thuis het korte verhaal Thuis draag ik bij me - Cecile Korevaar gelezen en neem je twee vragen/reacties/opmerkingen op papier mee om te bespreken met je leesclub.

Slide 40 - Slide

Opdracht betoog schrijven

Je leest twee bronnen waar je jouw informatie voor een betoog uithaalt
Tip: maak aantekeningen in de kantlijn of onderstreep voor- en tegenargumenten in de tekst.

Je betoog bevat:
  • een titel (creatief, pakkend, dekkend)
  • inleiding met een leeslokker, jouw standpunt (=stelling) en een vooruitblik naar de kern
  • kern bestaande uit drie alinea's met daarin een duidelijke opbouw van jouw argumentatie en bronvermelding
alinea 1 en 2 bevat ieder een hoofdargument en een subargument
alinea 3 bevat een tegenargument, een subargument en een weerlegging
  • slot (conclusie, samenvatting en een creatieve uitsmijter met een lusje naar de inleiding)

Denk aan signaal- en functiewoorden, juiste bronvermelding en een persoonlijke, creatieve schrijfstijl passend bij het leespubliek.


Slide 41 - Slide

Wk 40: De leesclub
Thuis draag ik bij me - Cecile Korevaar
  • Bespreek met elkaar jullie meegenomen vragen/reacties/opmerkingen

  • Uitgesproken? Dan bespreek je met elkaar een prompt
Prompts zijn kaartjes met open vragen die je kunt inzetten wanneer een gesprek vastloopt nadat je de trigger- en belevingsvragen hebt besproken.

Voorbeeld: Vertel eens...
- Welke (ongepaste) vraag zou jij aan het personage uit dit verhaal willen stellen?
- Neemt de hoofdpersoon beslissingen vanuit zijn gevoel of vanuit zijn verstand? En... wat is beter volgens jou?
- In hoeverre bepaalt de afkomst van de hoofdpersoon hoe hij/zij zich gedraagt? Heeft hij/zij de keuze om het anders te doen?
- Kan de hoofdpersoon ook van het andere geslacht zijn? Waarom wel/niet en kun je dit toelichten met een voorbeeld uit de tekst?

Slide 42 - Slide

Wk 42 even herhalen...
Bespreek met je groepje vraag 1 en 2 en noteer de antwoorden (8 min.)

1. De volgende begrippen:
  • Standpunt 
  • Voorargument - argument 
  • Subargument
  • Tegenargument 
  • Weerlegging

2. Waaraan voldoet een goed betoog? 

timer
8:00

Slide 43 - Slide

Wk 42 even herhalen...
Standpunt -> je mening, visie, opvatting, conclusie, stelling, claim waarvan je de ander wil overtuigen
De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Argumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen (signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers)
...omdat de zon er altijd schijnt.
Subargument -> verduidelijking en verklaring van het hoofdargument
Ik word er lekker bruin en daardoor voel ik me fitter en zie ik er beter uit.
Tegenargument -> uitspraak die laat zien dat een stelling/standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is
Het is maar wat je ideaal noemt, het trekt veel te veel toeristen aan en je hebt daardoor geen plek voor jezelf op het strand.
Weerlegging -> hiermee ontkracht je een argument
Te druk? Dat is alleen in het hoogseizoen, als je in het laagseizoen gaat, heb je het hele strand voor jou alleen.

Een goed betoog? Zie het beoordelingsformulier voor de toets schrijfvaardigheid


Slide 44 - Slide

Wk 42: herschrijven proefbetoog
Lees de eerste versie van je betoog door samen met de feedback dat je hebt ontvangen.

Herschrijf je proefbetoog en let op het volgende:
  • duidelijke opbouw van de argumentatie
  • creatieve, pakkende titel, leeslokker en uitsmijter
  • slot -> geen nieuwe informatie
  • duidelijke alinea-indeling met een kernzin
  • gebruik signaalwoorden
  • juiste bronvermelding
  • spelling- en interpunctiefouten

Slide 45 - Slide

Beoordelingsformulier betoog
Hier nog inplakken!!!

Slide 46 - Slide

Wk 42: De leesclub

Kies met je leesclub een boek uit deze themalijst en leen/bestel/koop dit boek direct!

In P2 (start wk 45 op 5 nov) neem je iedere les Nederlands dit boek mee!



Tip: kijk ook op Marktplaats of op www.boekwinkeltjes.nl -> tweedehands boeken voor een spotprijs





• Het verrotte leven van Floortje Bloem, Yvonne Keuls
• En ik herinner me Titus Broederland, Auke Hulst *
• Hoe ik talent voor het leven kreeg, Rohaan al Galidi
• De wandelaar, Adriaan van Dis
• Jongensuur, Andreas Burnier
• Zomervacht, Jaap Robben
• Birk, Jaap Robben
• Fortuna’s kinderen, Annejet van der Zijl *
• Eus, O. Akyol
• De belofte van Pisa, Mano Bouzamour
• Donkerder (of Donkerder 2.0), Ritzo ten Cate
• Twee vorstinnen en een vorst, R.J. Peskens
• Hoezo bloedmooi, Hans Sahar
• Alleen met de goden, Alex Boogers *
• De wolkenridder, M. Schoenmakers
• Buitenstaanders, R. Dorrestein
• Het duister dat ons scheidt, R. Dorrestein
• Dit zijn de namen, Tommy Wierenga *
• De hemel is altijd paars, Sholeh Rezazadeh

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link