Kapitel 3 Neue Kontakte Wörter

Wörter zum Thema SCHULE
1 / 23
next
Slide 1: Open question
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wörter zum Thema SCHULE

Slide 1 - Open question

Het lesuur
A
die Stunde
B
die Pause
C
die Klassenarbeit
D
das Buch

Slide 2 - Quiz

aardrijkskunde
A
Sport
B
Mathe
C
Erdkunde
D
Geschichte

Slide 3 - Quiz

biologie
A
Erdkunde
B
Mathe
C
Sport
D
Biologie

Slide 4 - Quiz

Duits
A
Mathe
B
Spanisch
C
Englisch
D
Deutsch

Slide 5 - Quiz

Wiskunde
A
Mathe
B
Sport
C
Physik
D
Chemie

Slide 6 - Quiz

natuurkunde
A
Chemie
B
Kunst
C
Sport
D
Physik

Slide 7 - Quiz

handvaardigheid
A
Biologie
B
Kunst
C
Mathe
D
Sport

Slide 8 - Quiz

Engels
A
Englisch
B
Mathe
C
Sport
D
Spanisch

Slide 9 - Quiz

op maandag
A
am Mittwoch
B
am Dienstag
C
am Freitag
D
am Montag

Slide 10 - Quiz

op dinsdag
A
am Mittwoch
B
am Freitag
C
am Dienstag
D
am Donnerstag

Slide 11 - Quiz

op vrijdag
A
am Montag
B
am Dienstag
C
am Mittwoch
D
am Freitag

Slide 12 - Quiz

donderdag
A
Dienstag
B
Mittwoch
C
Donnerstag
D
Freitag

Slide 13 - Quiz

eerste
A
zweite
B
dritte
C
vierte
D
erste

Slide 14 - Quiz

tweede
A
dritte
B
vierte
C
zweite
D
fünfte

Slide 15 - Quiz

zevende
A
siebte
B
achte
C
zehnte
D
fünfte

Slide 16 - Quiz


A
dritte
B
vierte
C
fünfte
D
sechste

Slide 17 - Quiz

Welches Fach hast du am Montag in der dritten Stunde?

Slide 18 - Slide

Am Montag in der dritten Stunde habe ich Deutsch

Slide 19 - Slide

Opdracht
Iedereen krijgt een Stundenplan (lesrooster)
Je werkt in duo's
Je moet alle vrije plekken invullen door je duo vragen te stellen
Je praat Nederlands alleen als het echt niet anders kan, 
Je hebt 15 minuten tijd
timer
15:00
streepje voor elk woord in het Nederlands

Slide 20 - Slide

Wat vond jij nog moeilijk in deze opdracht?

Slide 21 - Slide

Maak nu een eigen lesrooster.
Zoek iemand anders met wie je over je lesrooster op de zelfde manier vragen stelt en invult. 
Je hebt weer 15 minuten de tijd. Je werkt met je achterbuur samen. 

timer
15:00

Slide 22 - Slide

Hoe ging het de tweede keer?
Heb je minder Nederlands gepraat dan bij de eerste keer?

Slide 23 - Slide