H3 A2C les 5

Chapitre 3
Chapitre 3 
faire les magasins
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Chapitre 3
Chapitre 3 
faire les magasins

Slide 1 - Slide

Programme du jour
  • mondeling
  • wat weet je nog van de getallen?
  • Bron D: het aanwijzend voornaamwoord p. 110  ex. 17 et 18

Slide 2 - Slide

1248

374


692

781

Slide 3 - Slide

1248

374


692

781
mille deux cent quarante-huit

trois cent soixante-quatorze


six cent quatre-vingt-douze

sept cent quatre-vingt-un

Slide 4 - Slide

pour vendredi
réviser: voc A  + B 
apprendre: het aanwijzend voornaamwoord
faire: ex 17acd, 18ab p. 110



Slide 5 - Slide

A

  • On va dans ce magasin?


  • Oui, je voudrais acheter  un pantalon noir
  •  Elles ne sont pas mal, elles coûtent combien? 
  • oh la la, c'est trop cher
B

  • Bonne idée! tu veux acheter quelquechose? 

  • Comment tu trouves ces chaussures marron?

  • Elles coûtent 230 euros
  • Je vais les  essayer!

timer
1:00

Slide 6 - Slide

A

  • On va dans ce magasin?


  • Ja ik wil graag..............kopen

  • Ze zijn niet slecht, wat kosten zij? 
  • oh, dat is te duur
B

  • Goed idee! tu veux acheter quelquechose? 

  • Comment tu trouves ces chaussures marron?
  • zij kosten 230 euro
  • Ik ga hen passen

Slide 7 - Slide

a2d

Slide 8 - Slide

questions
J'hésite, on va chez  Mango ou chez Zara? 

Comment tu trouves mes nouvelles chaussures?

Tu fais quelle taille? 

Slide 9 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 10 - Slide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 11 - Quiz

Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands 
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
 Dat = aanwijzend v.n.w.

Slide 12 - Slide

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 13 - Quiz

het aanwijzend voornaamwoord
man.                             ce pull est très beau
vr.                                    cette jupe est bleue  / cette écharpe est blanche
man. + klinker            cet homme porte un jean noir


mvd                                       ces chaussures sont chouettes!

Slide 14 - Slide

En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:





Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. 


ce pantalon  / cet homme / cette jupe / ces baskets

Slide 15 - Slide

______ pull est génial
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 16 - Quiz

....................écharpe est blanche
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 17 - Quiz

_____ ami est très sympa
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 18 - Quiz

...........shorts de bain sont trop petits
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 19 - Quiz

p. 110-112
Faire: 
ex 17a
ex 17c
ex 17d
ex 18a,b


Slide 20 - Slide

ww essayer, let op!
j'essaie
ik pas/ik probeer
tu essaies
jij past
il/elle/on essaie
hij/zij/men past
nous essayons
wij passen
vous essayez
jullie passen/u past
ils/elles essaient
zij passen

Slide 21 - Slide