H5.9 Spelling

H1.3 Lezen
uitdelen 
schema 
werk-
woord
spelling
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1.3 Lezen
uitdelen 
schema 
werk-
woord
spelling

Slide 1 - Slide

Programma + doelen
  • Start H5.9 Spelling
  • Zelfstandig werken

1.tegenwoordig deelwoord / onvoltooid deelwoord
2. bijvoeglijk gebruikt deelwoord (zie schema)

Slide 2 - Slide

Zij ging _____ [mopperen] naar haar kamer

Slide 3 - Open question

Vul in (schreeuwen)
... kwam mijn moeder naar beneden.

Slide 4 - Open question

Tegenwoordig deelwoord/ onvoltooid deelwoord
De handeling is nog bezig, nog niet voltooid 

Hele werkwoord + d  :  regel >            noteren

Schreeuwend ging ze naar haar kamer
Klagend verlieten ze het lokaal

Slide 5 - Slide

Tegenwoordig deelwoord
slurpend
gezwommen
lacht
werkte

Slide 6 - Drag question

Typ het tegenwoordig deelwoord.

(Huilen)
... kwam de actrice het toneel opgerend.

Slide 7 - Open question

2. Waar hoort een bijvoeglijk naamwoord bij?
A
werkwoord
B
een lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bij alle drie!

Slide 8 - Quiz

van od naar bn
Schreeuwend loopt hij naar buiten > de schreeuwende  man
Lopend gaat hij naar school>  de lopende jongen
Blaffend komt de hond mij tegemoet > de blaffende hond

Regel bijvoeglijk gebruikt deelwoord:
 zo kort en eenvoudig mogelijk > noteren

Soms moet er voor de uitspraak toch een extra letter bij > de bezette man.

Slide 9 - Slide

Het ____ [missen] lesuur
A
gemiste
B
gemistte

Slide 10 - Quiz

Het ___ [bezet] toilet
A
bezete
B
bezette

Slide 11 - Quiz

Zelfstandig werken
H5.9 Spelling
maken opdracht 1 t/m 6 

Klaar? Cambiumned: werkwoordspelling
oefen: onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Slide