e6-Woordsoorten- voorzetsel-H1

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je voorzetsels kunt herkennen en gebruiken en onderscheid maken tussen voorzetsels en delen van scheidbare werkwoorden


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je voorzetsels kunt herkennen en gebruiken en onderscheid maken tussen voorzetsels en delen van scheidbare werkwoorden


Slide 1 - Slide

Een voorzetsel (vz) geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan.
plaats: aan het water; te Schiedam; bij de bushalte; op de zolder;
tijd: na de vakantie; tijdens de wandeling; gedurende de lente;
reden/oorzaak: vanwege de file; door het succes.

Soms is een voorzetsel deel van een vaste combinatie:
op iemands hulp rekenen; in verband met.

Slide 2 - Slide

Let op: delen van scheidbare werkwoorden (aankijken, namaken, uitzwaaien) noem je geen voorzetsel
Deze woordjes horen bij het werkwoord.

– De intercity / komt / over drie minuten / aan. (aan is geen voorzetsel: het hoort bij het werkwoord aankomen)
– De turner / hing / kaarsrecht / aan de ringen. (aan is wel voorzetsel)

Slide 3 - Slide

Zo herken je een voorzetsel:
 
• Een voorzetsel staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord: in de trommel, tussen die papieren, naast mij, over welke brug?

Slide 4 - Slide

• Als een voorzetsel áchter een zelfstandig naamwoord staat, geeft het vaak een richting aan: het bos in, de helling op, die kant uit.

Soms ontbreekt het lidwoord: op bed, aan tafel, in Noorwegen, wegens drukte.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Aan de slag

Slide 7 - Slide

Maken:
H.5 woordsoorten/ voorzetsels
blz.158
startopdr. + 
opdr. 1 t/m 4

Slide 8 - Slide

H1A-2021

Slide 9 - Slide

                                       H1B-2021

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 15 - Slide

Aan de slag

Slide 16 - Slide