3B H4 Taalverzorging les 1 : woordsoorten

Mededeling: toets h4 4 april
 
Samen de lesson-up.
Aantekeningen maken 
Zelfstandig aan de slag startopdracht + 1 t/m 3

Doel: woordsoorten herkennen en toepassen

Klaar? Nakijken, analyseren en boek lezen 
Verlengde instructie: 
Verdieping:
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Mededeling: toets h4 4 april
 
Samen de lesson-up.
Aantekeningen maken 
Zelfstandig aan de slag startopdracht + 1 t/m 3

Doel: woordsoorten herkennen en toepassen

Klaar? Nakijken, analyseren en boek lezen 
Verlengde instructie: 
Verdieping:

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Woordsoorten benoemen:


Je geeft elk woord een naam

Slide 3 - Slide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 4 - Open question



Een werkwoord is iets wat je kunt doen. Alle vervoegingen zijn een werkwoord. Dus niet alleen lopen, maar ook liep of gelopen.

Slide 5 - Slide

Zelfstandige naamwoord:

- mensen

- dieren

- planten

- dingen

- namen

Slide 6 - Slide

Zelfstandig naamwoord

Een ZN kun je verkleinen:

dorp - dorpje

Ook steden, namen van landen, straatnamen en rivieren zijn een ZN.

Slide 7 - Slide

Vaak kun je een ZN aanraken, maar dat is niet altijd zo.


Voorbeeld:

De rechter deed gisteren een uitspraak over de zaak.

Hij vertelde een geinige mop.

Slide 8 - Slide

Welk woord is een ZN?
A
loopt
B
bewonderen
C
Deurningerstraat
D
hij

Slide 9 - Quiz

In welke zin is 'fiets' een ZN?
A
Ik fiets elke dag naar huis.
B
Mijn fiets is gisteren gestolen.

Slide 10 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

Een BN vertelt iets over een ZN.

De mooie tekening

De tekening is lelijk.

De gekochte auto

De paarse trui

Slide 11 - Slide

Bedenk een BN bij dit plaatje.

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord bij plaatje:

Slide 13 - Open question

Voorzetsels:

Voorzetsels zijn vaak korte woordjes. Je kent ze misschien als 'kastwoorden' of 'feestwoorden'.

..... de kast (in, op, onder, achter, naast)

...... het feest (voor, na, tijdens)

Maar ook woorden zoals met of naar zijn voorzetsels.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Mededeling: 10 maart toets h3, 17 maart toets L H$
Samen de lesson-up.
Aantekeningen maken 
Zelfstandig aan de slag startopdracht + 1 t/m 3

Doel: woordsoorten herkennen en toepassen

Klaar? Nakijken, analyseren en boek lezen 
Verlengde instructie: 
Verdieping:

Slide 16 - Slide