Medicijnleer: oefenen toets

Medicijnleer: oefenen toets
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DierverzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Medicijnleer: oefenen toets

Slide 1 - Slide

Indien een medicijn uitsluitend op recept bij een dierenarts of apotheek te verkrijgen is.
A
Vrij
B
URA
C
UDA
D
UDD

Slide 2 - Quiz

Geneesmiddelen die vaak sterk verdund zijn.
A
Homeopathische middelen
B
NSAID's
C
Antibiotica
D
Opiaten

Slide 3 - Quiz

Wat betekent biologische beschikbaarheid?
A
Hoeveelheid werkzame stof dat in het lichaam wordt opgenomen
B
Hoeveelheid medicijn dat je moet ingeven
C
Biologische medicijnen
D
Of medicijnen op voorraad zijn

Slide 4 - Quiz

Paarden moeten 4 x per jaar ontwormd worden.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Wat is waar over systemische toediening van medicatie?
A
Werking is dan alleen op de plek van toediening
B
Dit werkt vaak langzaam
C
Dan is er nauwelijks opname in het bloed
D
Heeft vaker bijwerkingen dan lokaal

Slide 6 - Quiz

Wat betekent indicatie in een bijsluiter?
A
Waarvoor het medicijn gebruikt mag worden
B
Waarvoor je het medicijn NIET mag gebruiken
C
Bij welke diersoorten het medicijn mag
D
Hoe lang het gebruikt mag worden na openen

Slide 7 - Quiz

Onderdeel van farmacokinetiek is de verspreiding van medicatie door het lichaam. Dit heet ook wel:
A
Adsorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Excretie

Slide 8 - Quiz

Wat zie je
op deze
afbeelding?
A
Pillen
B
Tabletten
C
Capsules
D
Bolussen

Slide 9 - Quiz

Welke medicijngroep remt pijn, ontsteking en koorts?
A
NSAID's
B
Antibiotica
C
Opiaten
D
Tramadol

Slide 10 - Quiz

Indien geen wachttijd staat aangegeven, geldt er voor eieren een periode van ...
A
5 dagen
B
7 dagen
C
10 dagen
D
28 dagen

Slide 11 - Quiz

Om resistentie te voorkomen kun je het beste..
A
Zo lang mogelijke kuren geven
B
Kuur stoppen zodra de klachten weg zijn
C
Standaard een beetje medicijn geven om infecties te voorkomen
D
Een goed hygiëneprotocol gebruiken

Slide 12 - Quiz

Een intraperitoneale injectie betekent
A
in een bloedvat
B
in de buikholte
C
in een spier
D
onder de huid

Slide 13 - Quiz

Amitraz (tegen parasieten) mag nooit gegeven worden aan..
A
Honden
B
Katten
C
Konijnen
D
Paarden

Slide 14 - Quiz

Het farmacologische effect betekent..
A
Wat een geneesmiddel doet in het lichaam
B
De stapeling van medicijn in het lichaam
C
Hoe het lichaam het medicijn afbreekt
D
Dat een nep-medicijn toch psychisch effect heeft

Slide 15 - Quiz

Een zwangere met een wondje kan beter niet desinfecteren met..
A
chloorhexidine
B
alcohol
C
jodium

Slide 16 - Quiz

MIC staat voor
A
minimal immune concentration
B
minimal inhibitory concentration
C
maximal ingestion concentration
D
maximal inhibitory cell

Slide 17 - Quiz