12-9

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

WELKOM

3 Kader

Welkom

programma

Voorlezen: Meisje van Mars/ Weg

Lezen H1 opdr 1 nakijken

Maken opdr 2

Tekststructuren

- probleem-oplossingsstructuur: 3

- verklaringsstructuur: 1

- verleden-heden-toekomststructuur: 2

.

Opdracht 1

1 de bijzondere grenzen van / de enclaves Baarle-Hertog en Baarle-Nassau 

2 eigen antwoord, bijvoorbeeld:

- het drielandenpunt in Zuid-Limburg, waar Nederland, Duitsland en België samenkomen

- de grens tussen Noord- en Zuid-Korea, die van beide kanten continu zwaar bewaakt wordt en die je niet kunt oversteken

- de grens tussen China en Nepal, die gevormd wordt door het berggebied waarvan de Mount Everest deel uitmaakt: zelfs op het topje van deze berg loopt de grens tussen de twee landen

.

Opdracht 1

3 Omdat het hier niet alleen om Nederland gaat, maar ook om België.

4 De tekst heeft een verklaringsstructuur: in de eerste alinea wordt een bijzonder verschijnsel beschreven en daarvoor wordt in het middenstuk van de tekst een verklaring gegeven.

5 Met ‘een potje armpjedrukken’ wordt ‘een krachtmeting’ bedoeld; ze lieten zien wie de sterkste is.

.

Opdracht 1

6 Hij was erin geïnteresseerd en wilde het (dus) wel hebben.

7 Er is sprake van menselijke wil: omdat de hertog van Brabant niet wilde dat die grond in Hollandse handen kwam, besloot hij een akkoord te sluiten met Godfried van Sloten.

Er is dus geen noodzakelijk gevolg: de hertog van Brabant had ook kunnen besluiten geen akkoord aan te gaan met Godfried van Sloten.

.

Opdracht 1

8 chronologisch verband – Zie de onderstreepte en de vetgedrukte woorden.Laatstgenoemde sloot zich aan bij Brabant, en kreeg daarna als bedankje wat land rond Baarle. Maar de beste lappen grond, waar bijvoorbeeld al mensen woonden bij wie hij belasting kon innen, hield de hertog voor zichzelf. Via een huwelijk belandde de Bredase grond in de vijftiende eeuw in Nederlandse handen; dit werd Baarle-Nassau. De stukken grond van de hertog kregen de naam Baarle-Hertog. 

toelichting: Het onderstreepte woord staat niet in de tekst; het tekstverband op die plaats in de tekst noemen we ‘impliciet’. De vetgedrukte woorden staan wel in de tekst; het tekstverband op die plaats in de tekst noemen we ‘expliciet’.

.

Tekst 2 blz. 14

tekst klassikaal 2 lezen. 

Aan het werk in duo's:

Bespreek de onderstreepte woorden. (vraag 4)

Verdeel de rest van de vragen:

• 1-3-6-8-10
• 2-5-7-9-11

Wissel de antwoorden uit. Ben je het eens met elkaar?

.

Tekststructuren

Welke drie tekststructuren ken je?