H5- T4 Transport - bs 4 bloeddrukmeten en uitleg stollen

wat gaan we doen
- herhalen
- bloedstolling
- practicum bloeddruk 
- zelfstandig aan de slag
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

wat gaan we doen
- herhalen
- bloedstolling
- practicum bloeddruk 
- zelfstandig aan de slag

Slide 1 - Slide


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader, onderdeel van de kleine bloedsomloop.
B
Armslagader, onderdeel van de kleine bloedsomloop
C
Armader, onderdeel van de grote bloedsomloop.
D
Armslagader, onderdeel van de grote bloedsomloop

Slide 2 - Quiz

Kenmerken van de aders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 3 - Quiz

Wat is de systolische bloeddruk
A
de druk in de ader tijdens een golf bloed
B
onderdruk
C
de druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
ontspanningsfase

Slide 4 - Quiz

IJzer
EPO
Zuurstoftransport

Slide 5 - Drag question

De snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft hangt samen met de lichaamsactiviteit
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quiz

De bloeddruk is het laagste in
A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 7 - Quiz

Kenmerken van de haarvaten zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen

Slide 8 - Quiz

Wat is het doelwitorgaan van EPO?
A
Het beenmerg
B
De nier
C
De hypofyse

Slide 9 - Quiz

Wat is de hormoonklier van EPO?
A
Het beenmerg
B
De nier
C
De hypofyse

Slide 10 - Quiz

Wat is een gemiddelde bloeddruk?
A
120/80
B
80/120
C
130/90
D
90/130

Slide 11 - Quiz

0

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Stroomt in bloedvat 3
bloed met veel zuurstof?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz


Wat doet fibrine?
A
vervoert zuurstof
B
maakt rode bloedcellen aan
C
maakt een korstje op het wondje
D
veroorzaakt trombose

Slide 17 - Quiz

Wat zijn fibrinedraden?
A
Deze klonteren samen op de kapotte plek.
B
Deze vormen een soort net op de kapotte plek.
C
Deze ontdekken de kapotte plek.

Slide 18 - Quiz

Deel 2 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling

Slide 19 - Quiz

Welke bloedvaten horen
bij de kleine bloedsomloop?

A
2 en 3
B
3 en 4
C
2 en 5
D
1 en 4

Slide 20 - Quiz

Bloedstolling: wat is de goede volgorde?
1
2
3
4
5
6
bloedplaatjes knappen open
het droogt op tot een korstje
bloedplaatjes klonteren samen: propvorming 
het bloedvat wordt nauwer
stoffen uit de bloedplaatjes reageren met fibrinogeen
er ontstaat een netwerk van fibrinedraden

Slide 21 - Drag question

aan de slag
  1. Bloeddruk meten
  2. maken: 44 t/m 53

Slide 22 - Slide