Voegwoorden deel 3

Voegwoorden
- Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voegwoorden
- Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 1 - Slide

Voegwoorden
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 

Er zijn twee soorten voegwoorden:
nevenschikkende voegwoorden
en
onderschikkende voegwoorden.

Slide 2 - Slide

Terugblik huiswerk
Jullie maakten opdr 1, 2 en 3

Wat valt je bij opdr 1 op, als je kijkt naar de plaats van het voegwoord?

Bij opdracht 2 kon je kiezen tussen veel verschillende voegwoorden. Maar wat betekenen die voegwoorden nu eigenlijk?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Opdr 2.1
Helaas zul je de schade zelf moeten betalen, tenzij je hiervoor verzekerd bent. 

Wat betekent tenzij? 

Slide 5 - Slide

Opdr 2.1
Helaas zul je de schade zelf moeten betalen, behalve als je hiervoor verzekerd bent. 

of

Helaas zul je de schade zelf moeten betalen, maar niet als je hiervoor verzekerd bent. 


Slide 6 - Slide

Opdr 2.2
Indy doet mee aan de jaarlijkse playbackshow, hoewel ze geen talent heeft.

Wat betekent hoewel?

Slide 7 - Slide

Opdr 2.2
Indy doet mee aan de jaarlijkse playbackshow, hoewel ze geen talent heeft.

Hoewel geeft een tegenstelling aan.

Slide 8 - Slide

Opdr 2.3
Als je onder de zestien bent, heb je toestemming van je ouders nodig voor een piercing. 

In deze zin staat het voegwoord vooraan. 
(Als is een voorwaarde)

Kun je de zin zo aanpassen, dat het voegwoord tussen de twee zinnen komt te staan?

Slide 9 - Slide


Als je onder de zestien bent, heb je toestemming van je ouders nodig voor een piercing.

Pas de zin aan, zodat het voegwoord tussen de twee zinnen komt te staan.


Slide 10 - Open question

Opdr 2.4
De kapper ergerde zich groen en geel, toen de klant bleef klagen over zijn kapsel. 

En geeft een opsomming aan, toen op dat moment.

Hoe is deze zin opgebouwd? Wat is de hoofdzin en wat is de bijzin? Of zijn er twee hoofdzinnen?

Slide 11 - Slide

De kapper ergerde zich groen en geel, toen de klant bleef klagen over zijn kapsel. 
Zin 1: De kapper ergerde zich groen en geel
Het onderwerp (de kapper) staat naast de persoonsvorm (ergerde). Er kan geen ander zinsdeel tussen. 

Zin 2: toen de klant bleef klagen over zijn kapsel.
Het onderwerp (de klant) staat naast de persoonsvorm (bleef). Er kan wel een ander zinsdeel tussen.

Slide 12 - Slide

Opdr 2.6
De kickbokser zal zijn tegenspeler zeker verslaan, mits hijzelf helemaal fit is. 

Wat betekent mits?
Vul dat in op de volgende slide.

Slide 13 - Slide

Wat betekent 'mits'?

Hij zal zijn tegenspeler verslaan, mits hijzelf fit is.
A
maar niet als
B
op voorwaarde dat

Slide 14 - Quiz

Mits en tenzij
Mits en tenzij zijn allebei voegwoorden, maar ze hebben een tegengestelde betekenis. Mits betekent 'als, op voorwaarde dat'; tenzij betekent 'maar niet als, behalve als'.  

We gaan morgen picknicken, mits het droog is. 
We gaan morgen picknicken, tenzij het regent.

Slide 15 - Slide

Nu jij...
Morgen kom ik terug op opdr 3. 

Huiswerk voor morgen: opdr 4 en 5. 

Let op! Bij opdr 4 kan het handig zijn, het voegwoord te verplaatsen. Bedenk ook hoe de zin is opgebouwd. 

Slide 16 - Slide