Tijdsvolgorde en verwijswoorden

Tijdsvolgorde
Verwijswoorden
1 / 9
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 9 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tijdsvolgorde
Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Welke tekstverbanden hebben jullie al geleerd?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Link

Tekstverband: tijdsvolgorde
Tijdsvolgorde geeft aan in welke volgorde dingen gebeuren.

Eerst ging ik naar school, daarna moest ik naar voetbaltraining.

Signaalwoorden: eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte.

Slide 4 - Slide

Maak zelf een zin met het signaalwoord "nadat".

Slide 5 - Open question

Joop ging vanmorgen met de auto naar zijn werk. Onderweg kwam Joop erachter dat Joop zijn telefoon was vergeten waardoor Joop weer terug naar huis moest rijden. Hierdoor kwam Joop te laat op het werk.

Wat valt je op en wat zou je veranderen aan deze tekst?

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
Verwijst naar iets wat al eerder is gezegd: woord, woordgroep, zin. 

Doel: prettiger lezen

Voorbeeld: Janneke vindt het jammer dat ze dit jaar niet op vakantie gaat.

Slide 7 - Slide

Wat is geen verwijswoord?
A
Ze
B
Dit
C
Erop
D
Ik

Slide 8 - Quiz

Maak zelf een zin met twee verwijswoorden erin.

Slide 9 - Open question