Hoe herken je een hoofdzin en hoe een bijzin in een zin?
Antwoord: aan onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden + de plaats van de persoonsvorm en het onderwerp ten opzichte van elkaar.
Hoofdzinnen: ow + pv naast elkaar.
Bijzinnen: ow + pv ver uit elkaar.
De jongen mag niet meer op de tractor rijden, omdat hij deze gisteren in de sloot parkeerde.