This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
De economische kringloop
Slide 1 - Slide
Markten hebben invloed op elkaar
Als appels in prijs stijgen, heeft dat gevolgen voor andere markten:
- Peren/Appeltaarten/appelmoes etc.
Markten zijn wederzijds afhankelijk van elkaar. Veranderingen op de ene markt zorgen voor veranderingen op de andere markt. = Macro economie
Slide 2 - Slide
De economische kringloop
Bedrijven produceren met
productiefactoren (= productie).
De producten verkopen ze en
daarmee betalen ze de beloningen
voor de productiefactoren aan de
gezinnen (= inkomen), die daarmee de producten kopen, die bedrijven weer produceren.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Dus dit:
Slide 5 - Slide
Economische kringloop
Y = nationaal inkomen
C = Consumptie
B = Belasting
S = Besparingen
O = Overheidsbestedingen
I = Investeringen
E = Export
M = Import
Grote kringloop van een land
Slide 6 - Slide
Gezinnen
Gezinnen krijgen binnen: Inkomen (Y)
Geven ze volledig uit aan:
Consumptie (C)
Belasting (B)
Sparen (S)
DUS --> Y = C + B + S
Slide 7 - Slide
Overheid
Overheid krijgt binnen:
Belasting
Geven ze volledig uit aan:
Overheidsuitgaven
Tekort overheid: (O - B)
Slide 8 - Slide
2 soorten belasting
Directe belastingen --> Gaat direct naar overheid, zoals loonbelasting en winstbelasting
Indirecte belastingen --> Gaan via een andere partij. BTW over producten, accijns. Gaat eerst naar bedrijf, daarna naar overheid.
Slide 9 - Slide
Bedrijven
Bedrijven krijgen binnen:
C,I,O,E
Geven ze volledig uit aan:
Inkomen (Y)
Imoprt (M)
DUS --> Y = C + I + O + E - M
Slide 10 - Slide
Bestedingsmethode
Y + M zijn de uitgaven van de bedrijven
C + I + O + E zijn de inkomsten van bedrijven
Dus Y+M = C + I + O + E
BBP van een land is dus --> Y = C + I + O + E - M
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Berekenen onbekende
Kijk bij bedrijf wat er allemaal binnenkomt:
250 + 29 + 139 + 415
=
Eruit gaat:
460 + ? (M)
M is dus 373
Slide 13 - Slide
Identiteiten economische kringloop
Y = C + B + S
Y = C + I + O + E - M
Overheidssaldo = B - O
Particulier spaarsaldo = S - I
Nationaal spaarsaldo = (S-I) + (B-O) óf (E-M)
Uitvoersaldo = E - M
(S-I) + (B-O) = (E-M)
Slide 14 - Slide
Hoeveel besparen de gezinnen?
A
0
B
10
C
35
D
6
Slide 15 - Quiz
Heeft de overheid een tekort of een overschot?
A
tekort
B
overschot
Slide 16 - Quiz
Macro-economische identiteiten
Uit het kringloopmodel kunnen we zogenaamde macro-economische identiteiten (vergelijkingen die altijd gelden) afleiden: 1) Wat de gezinnen binnenkrijgen = wat er bij de gezinnen uitgaat: Y = C + B + S
2) Alle bestedingen = productie = binnenlands inkomen:
C + I + O + E – M = Y
Slide 17 - Slide
Spaarsaldo's
Identiteiten 1 en 2 gecombineerd geeft: Y = C + B + S Y = C + I + O + E – M