zinsdelen benoemen

Pak jij alvast je spullen?
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Pak jij alvast je spullen?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Zinsdelen 
  • een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort
  • de pv is altijd één zinsdeel
  • alles vóór de pv is  één zinsdeel

Werkwijze: 
1. Zet alle woorden apart vóór de pv en probeer een goede zin te maken. 
2. Lukt dat? Dan is het een zinsdeel. 
3. Lukt dat niet? Dan moet je het volgende woord erbij nemen.  Let op: Je maakt zo weinig mogelijk zinsdelen!

 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
Vraag maken 
of
Tijd veranderen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is de pv in de zin:
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is de pv in de zin:
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je het onderwerp?
Wie of wat + pv

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is het ow in de zin:
De treinreizigers strandden op het station in Breda.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is het ow in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is het ow in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Hoe vind je het gezegde?
Alle werkwoorden van de zin.
Let op werkwoorden die uit elkaar zijn getrokken!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De dief werd door de politie
aangehouden.
Wat is het WWG?
A
de dief
B
de politie
C
werd
D
werd aangehouden

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Ik heb net een week vakantie gehad.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vanochtend moest ik weer naar school fietsen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Ik heb gisteren nog laat naar Max gekeken.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!


Les 14 maken

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is het LV in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

OW
LV
PV
WWG
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

welkom
Pak jij alvast je spullen?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welke stappen van zinsontleding ken je?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Welkom
We starten met lezen.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

We zijn dinsdag met de klas naar Choise geweest.

Het formulier van je profielkeuze moet je maandag aan dhr. Schopman geven.

In de krant staat mijn artikel.
  • PV​ 
  • WWgez​ 
  • OW​ 
  • LV
  • MW
  • BWB

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Vrije opdrachten



 
 
Zinsdelenspel​  
Afmaken opdrachten​  
Filmpje opnemen over zinsdelen​  
Strip maken over zinsdelen.​  
​  
https://www.toonytool.nl

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Zinsdelen vervolg: 2.4-3.4(mw-bwb)
Bekijk de dia's, maak de quizvragen en de opdrachten van de studiewijzer.
Opdrachten 1.4

Lees de leertekst op blz.29

11-12-13-14 (keuze maak 10 of 15)

Opdrachten 2.4

Lees de leertekst op blz. 69

1-4-5-6-8 (keuze maak 9 of 10 of 12)


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Opdrachten 2.4
Maak opdracht 1, 2, 5, 6 en 8 op pagina 68-69 en 70.

Klaar? kijk na.
Beheers je het? ga verder met 3.4 
Nog oefenen? oefen met de volgende dia's

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Slide 33 - Link

This item has no instructions

Slide 34 - Link

This item has no instructions

Lesdoel
Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.

Heb je dit gehaald? 
Waarom wel of niet? Hoe verder?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Zinsdelen BWB (3.4)

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Doelen
  • Je weet wat een bijwoordelijke bepaling is.
  • Je kan de bijwoordelijke bepalingen in een zin benoemen.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Ontleden
Bij het ontleden benoem je eerst: 
de persoonsvorm, het w.w. gezegde, het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
 De zinsdelen die je overhoudt na het benoemen, zijn de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
Niet elke zin bevat een bwb en sommige zinnen hebben meer dan één bwb.

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de vragen:
waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
 Zin: Hij heeft Sanne voor haar verjaardag een mooi cadeau gegeven.
 
pv: heeft
(zinsdelen maken)
wwg: heeft gegeven
ow: hij
lv: een mooi cadeau
mw: Sanne
bwb: voor haar verjaardag

Slide 39 - Slide

Het onderwerp vindt je met de vraag:
wie/wat + gezegde? (wie heeft gegeven?)

Het lijdend voorwerp vindt je met de vraag: wie/wat + pv + ow + rest van gezegde? (wat heeft hij gegeven?)

Het meewerkend voorwerp vindt je met de vraag: aan/voor wie + pv + ow + lv + rest van gezegde? (aan wie heeft hij een cadeau gegeven?)

Deze bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: waarom?
Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Moet je nu [alweer] naar de wc?
A
lijdend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk gezegde

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Opdrachten 3.4
blz. 110-111-112 (of Talent Digitaal)
1, 5 en 6 
Je hebt nu alle opdrachten af
Opdrachten 1.4
 11-12-13-14 (keuze maak 10 of 15)  
 Opdrachten 2.4 
 1-4-5-6-8 (keuze maak 9 of 10 of 12) 


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de zin:

Om half één ga ik naar de huisarts.

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling in de zin:

De docenten willen gratis oefenmateriaal
op de schoolwebsite plaatsen.

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Nu jij......
Noteer in het schrift en kijk na op de volgende dia.
pv=
wwg=
ow=
lv=
mw=
bwb=

1. Welke vrienden moet wij nog een uitnodiging sturen voor het feestje?

2. De bezoekers stonden de apen vanmorgen voor de ruiten te bekijken

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

pv= moet
 wwg= moet sturen
ow= wij
lv= een uitnodiging
mw= welke vrienden
bwb= nog -voor ons feestje
pv= stonden
wwg= stonden te bekijken
ow= de bezoekers
lv= de apen
mw= ---
bwb= voor de ruiten

Slide 45 - Slide

This item has no instructions