zinsdelen benoemen

Welkom
We starten met een kijk-luistertaak op talent digitaal 2.7 vanaf opdr.9

Daarna maak je Muiswerkopdrachten
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom
We starten met een kijk-luistertaak op talent digitaal 2.7 vanaf opdr.9

Daarna maak je Muiswerkopdrachten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welkom...
Pak jij alvast je spullen?
We starten met lezen
Vul de plaatsnaam in:
 Toen de klei op was, kom men gelukkig nog een hele tijd met .................
Ik schaak slecht, maar ik weet dat ik nog ..............

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Pak jij alvast je spullen?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Zinsdelen 
  • een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort
  • de pv is altijd één zinsdeel
  • alles vóór de pv is  één zinsdeel

Werkwijze: 
1. Zet alle woorden apart vóór de pv en probeer een goede zin te maken. 
2. Lukt dat? Dan is het een zinsdeel. 
3. Lukt dat niet? Dan moet je het volgende woord erbij nemen.  

 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is de pv in de zin:
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is de pv in de zin:
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het ow in de zin:
De treinreizigers strandden op het station in Breda.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is het ow in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is het ow in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

De dief werd door de politie
aangehouden.
Wat is het WWG?
A
de dief
B
de politie
C
werd
D
werd aangehouden

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het LV in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

opdrachten studiewijzer
Opdrachten 1.4 
Doel: je kunt een zin verdelen in zinsdelen en kan deze ook benoemen en herkennen.
• Lees de leertekst op blz.29 
• 11-12-13-14 (keuze maak 10 of 15) 
Nog moeite: bekijk het filmpje op de volgende dia, sluit daarna af met de sleepvraag.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

OW
LV
PV
WWG
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.
Klaartje heeft de bos bloemen aan oma gegeven.

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

welkom
Pak jij alvast je spullen?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Welke stappen van zinsontleding ken je?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Welkom
We starten met lezen.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

We zijn dinsdag met de klas naar Choise geweest.

Het formulier van je profielkeuze moet je maandag aan dhr. Schopman geven.

In de krant staat mijn artikel.
  • PV​ 
  • WWgez​ 
  • OW​ 
  • LV
  • MW
  • BWB

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vrije opdrachten



 
 
Zinsdelenspel​  
Afmaken opdrachten​  
Filmpje opnemen over zinsdelen​  
Strip maken over zinsdelen.​  
​  
https://www.toonytool.nl

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Zinsdelen vervolg: 2.4-3.4(mw-bwb)
Bekijk de dia's, maak de quizvragen en de opdrachten van de studiewijzer.
Opdrachten 1.4

Lees de leertekst op blz.29

11-12-13-14 (keuze maak 10 of 15)

Opdrachten 2.4

Lees de leertekst op blz. 69

1-4-5-6-8 (keuze maak 9 of 10 of 12)


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Opdrachten 2.4
Maak opdracht 1, 2, 5, 6 en 8 op pagina 68-69 en 70.

Klaar? kijk na.
Beheers je het? ga verder met 3.4 
Nog oefenen? oefen met de volgende dia's

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Slide 29 - Link

This item has no instructions

Slide 30 - Link

This item has no instructions

Lesdoel
Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.

Heb je dit gehaald? 
Waarom wel of niet? Hoe verder?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Zinsdelen BWB (3.4)

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Doelen
  • Je weet wat een bijwoordelijke bepaling is.
  • Je kan de bijwoordelijke bepalingen in een zin benoemen.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Ontleden
Bij het ontleden benoem je eerst: 
de persoonsvorm, het w.w. gezegde, het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
 De zinsdelen die je overhoudt na het benoemen, zijn de bijwoordelijke bepaling (bwb). 
Niet elke zin bevat een bwb en sommige zinnen hebben meer dan één bwb.

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de vragen:
waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
 Zin: Hij heeft Sanne voor haar verjaardag een mooi cadeau gegeven.
 
pv: heeft
(zinsdelen maken)
wwg: heeft gegeven
ow: hij
lv: een mooi cadeau
mw: Sanne
bwb: voor haar verjaardag

Slide 35 - Slide

Het onderwerp vindt je met de vraag:
wie/wat + gezegde? (wie heeft gegeven?)

Het lijdend voorwerp vindt je met de vraag: wie/wat + pv + ow + rest van gezegde? (wat heeft hij gegeven?)

Het meewerkend voorwerp vindt je met de vraag: aan/voor wie + pv + ow + lv + rest van gezegde? (aan wie heeft hij een cadeau gegeven?)

Deze bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: waarom?
Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Moet je nu [alweer] naar de wc?
A
lijdend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk gezegde

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Opdrachten 3.4
blz. 110-111-112 (of Talent Digitaal)
1, 5 en 6 
Je hebt nu alle opdrachten af
Opdrachten 1.4
 11-12-13-14 (keuze maak 10 of 15)  
 Opdrachten 2.4 
 1-4-5-6-8 (keuze maak 9 of 10 of 12) 


Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de zin:

Om half één ga ik naar de huisarts.

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling in de zin:

De docenten willen gratis oefenmateriaal
op de schoolwebsite plaatsen.

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Nu jij......
Noteer in het schrift en kijk na op de volgende dia.
pv=
wwg=
ow=
lv=
mw=
bwb=

1. Welke vrienden moet wij nog een uitnodiging sturen voor het feestje?

2. De bezoekers stonden de apen vanmorgen voor de ruiten te bekijken

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

pv= moet
 wwg= moet sturen
ow= wij
lv= een uitnodiging
mw= welke vrienden
bwb= nog -voor ons feestje
pv= stonden
wwg= stonden te bekijken
ow= de bezoekers
lv= de apen
mw= ---
bwb= voor de ruiten

Slide 41 - Slide

This item has no instructions