Spelling Talent 4.9 en 5.9

Spelling 4.9 en 5.9
- voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord als bijv. naamwoord
- leestekens (trema, apostrof, accentteken)
- Engelse werkwoorden vervoegen
- koppelteken
- weglatingsstreepje
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling 4.9 en 5.9
- voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord als bijv. naamwoord
- leestekens (trema, apostrof, accentteken)
- Engelse werkwoorden vervoegen
- koppelteken
- weglatingsstreepje

Slide 1 - Slide

VD als bijvoeglijk naamwoord
twee regels
Zo kort mogelijk opschrijven: 
  • De weg werd verbreed --> de verbrede weg  
  • De muren worden gewit --> de gewitte muren
Het vd eindigt op -en, dus het bijv. nw schrijven we ook met - en
  • Ik heb mijn boek uitgelezen--> het uitgelezen boek 
  • De deuren zijn gesloten --> de gesloten deuren


Slide 2 - Slide

Het tegenwoordig deelwoord als bn
- tegenwoordig deelwoord: de handeling is nog niet voorbij
  vb. Lachend zitten we in de klas / Blozend stelde ik mezelf voor.

als bijvoeglijk naamwoord:
vb. De lachende meisjes/ De huilende baby/ De blaffende honden


Slide 3 - Slide

Leestekens 2 (4.9)
Trema
  • als je in een woord  twee klinkers niet als één klank mag lezen                            ------>     beïnvloeden (beinvloeden); kanoën  (kanoen) 
  • woorden op -ee krijgen in het meervoud vaak  -ën                                                 ------>       zee - zeeën;  idee- ideeën
  • woorden op -ie krijgen in het meervoud vaak -ën                                                  ------->       bacterie - bacteriën; kopie- kopieën  
              
  

Slide 4 - Slide

Leestekens 2 (4.9)
apostrof
  • Wanneer je een of meer lettergrepen weglaat: 
       't regent; 's middags ;  's woensdags ; Hij pakt 'm 
  • bezitsaanduidingen met een sisklank of open/ heldere klinker:
       Tess' fiets; Max' rugzak;  Isa's gymschoenen; Toby's auto; Inez' boeken
  • bij cijfers, afkortingen en afleidingen                                      
       vwo'er ; tv's; A4'tje;  cd'tje
              
  

Slide 5 - Slide

Leestekens deel 2 (4.9)
accentteken
Dit teken zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt (of om nadruk te leggen op een bepaalde lettergreep). 


saté ;  crème ;  Hé   of Hè ; enquête;  
              
  

Slide 6 - Slide

weglatingsstreepje (5.9)
Dinsdagochtend en -middag moet ik altijd werken
keel-, neus- en oorarts (kno-arts)
op- en afrit
voor- en nawerk
Let op:
zwarte en bruine veters
grote en kleine auto's 

Slide 7 - Slide

Koppelteken (5.9)
  • In samenstellingen die verkeerd gelezen kunnen worden (klinkerbotsing) :      milieu-invloed; horloge-industrie; massa-artikel; ski-instructeur
maar:    horecaonderneming; skiafdaling
                              
  • Bij aardrijkskundige namen:    Zuid- Limburg  ;  Noord- Amerika

Slide 8 - Slide

Koppelteken(5.9)
  • Bij samenstellingen met cijfers, letters (afkortingen) en andere tekens:
     90-jarige;  A4-papier;  €-teken ; tl-buis;  wc-papier; dvd-speler
  • dubbele achternamen:    Claudia Leijssen-Stienen
  • functie, rang of titel: minister- president; assistent- teamleider
  • in combinatie met het woordje 'niet' / 'ex' /'oud'/ 'non' en een znw
         niet- roker; ex-voetballer; oud-directeur; non-alcohol
  • gelijkwaardige delen in een samenstelling :        woon-werkverkeer   ; moeder-kindrelatie; zwart-witfoto 

Slide 9 - Slide

Het vervoegen van Engelse werkwoorden

Liken :
pv in tt Ik like/ wij liken/
pv in vt Ik likete/ wij liketen/
vdw Ik heb geliket
Je past precies dezelfde regels toe als bij Nederlandse werkwoorden.

deleten: 
pv in tt    Ik delete/ wij deleten
pv in vt       Ik deletete/                                          wij deleteten
vdw            Ik heb gedeletet

Slide 10 - Slide

Het vervoegen van Engelse werkwoorden




Let wel op bij de dubbele medeklinker (uitspraak).

vb. Ik heb gebasketbald 
Ik heb gepaintballd. 


Slide 11 - Slide

Wat is juist?
A
De vergrootte foto's
B
De vergrote foto's
C
De vergroten foto's

Slide 12 - Quiz

Wat is juist?
A
De beantwoorde vragen
B
De beantwoordde vragen
C
De beantwoorden vragen
D
De beantwoordden vragen

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
A
Hij savede de bestanden
B
Hij savete de bestanden
C
Hij savedde de bestanden

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
A
mp3-tje
B
s' avonds
C
$-teken
D
milieu's

Slide 15 - Quiz

Welk woord is onjuist geschreven?
A
wc'tje
B
70-jarige
C
A4-tje
D
milieuactiegroep

Slide 16 - Quiz

Welk woord is onjuist geschreven?
A
vwo'er
B
vwo-leerling
C
havoër
D
havo-leerling

Slide 17 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 18 - Quiz

Wat is fout geschreven?
A
buiig
B
barbecueën
C
kopiën
D
commercieel

Slide 19 - Quiz

Wat is fout geschreven?
A
dvd-tje
B
Max' fiets
C
calorieën
D
financieel

Slide 20 - Quiz

Wat is fout geschreven?
A
Maandagmiddag en - avond
B
binnen- en buitenland
C
zon- en feestdagen
D
bruine- en witte schoenen

Slide 21 - Quiz

Hij heeft ...(volleyballen)
A
gevolleyballd
B
gevolleyballt
C
gevolleybald
D
gevolleybalt

Slide 22 - Quiz

Hij ......(racen, vt)
A
racte
B
racete
C
racde
D
racede

Slide 23 - Quiz

Ik begrijp de theorie van 4.9 en 5.9
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Welk onderdeel vind ik nog lastig?

Slide 25 - Open question