Basis 1 t/m 5 en 7 5 vwo

Basis 1 t/m 5 en 7
korte herhaling 5V
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Basis 1 t/m 5 en 7
korte herhaling 5V

Slide 1 - Slide

Opdracht
Voor in de klas ligt een tekst.
De klas is verdeeld in groepjes van 4.
Elke 20 seconden komt er 1 iemand naar voren van je groepje om de tekst te bekijken.
Einddoel: jullie weten wat onderwerp, hoofdgedachte, deelonderwerpen, tekstdoel is en jullie kunnen een korte samenvatting geven.

Slide 2 - Slide

Hoe hebben jullie het aangepakt? (1 iemand van de groep vult in)

Slide 3 - Open question

Leesstrategie: lezen in stappen
1. Lees titel, inleiding, slot: handig voor onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel
2. Lees de kernzinnen.
3. Lees de hele tekst.

Slide 4 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 5 - Open question

Onderwerp  (zie bz 10)

Een woord of woordgroep die aangeeft waar de tekst over gaat.
Het onderwerp is geen zin!

Hoofdgedachte (zie blz 10)

Een mededelende zin die het belangrijkste wergeeft wat er in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
De hoofdgedachte is geen vraag!


Slide 6 - Slide

Wat is het tekstdoel? (zie blz 11)
amuseren
informeren
opiniëren
overtuigen
activeren

Slide 7 - Poll

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 8 - Open question

Is de titel informerend of motiverend? (zie blz 11)
A
informerend
B
motiverend

Slide 9 - Quiz

Welke deelonderwerpen heb je in de tekst gezien?

Slide 10 - Open question

Op welke manier maakt de schrijver de inleiding aantrekkelijk?
A
Hij verwijst naar een actuele gebeurtenis.
B
Hij beschrijft kort de voorgeschiedenis.
C
Hij geeft een aantrekkelijk voorbeeld.
D
Hij geeft het belang aan voor het publiek.

Slide 11 - Quiz

Op welke manier gebruikt de schrijver de eerste zin om de inleiding aantrekkelijk te maken? (zie blz 13)
A
Door een intrigerende vraag of een prikkelend citaat.
B
Door schokkende of opvallende cijfers.
C
Door een paradox .
D
Door een suggestieve of raadselachtige opsomming.

Slide 12 - Quiz

Kijk eens naar het slot. Herken je de hoofdgedachte in het slot? En wat zie zie je daarnaast? (zie blz 16)
A
Een samenvatting
B
Een afweging
C
Een aansporing of aanbeveling
D
Een toekomstverwachting

Slide 13 - Quiz

Het aantrekkelijke einde van deze tekst bestaat uit een
A
... aansluiting bij het begin (cyclisch)
B
... een uitsmijter
C
... iets anders
D
Er is geen aantrekkelijk einde.

Slide 14 - Quiz

Kijk nog eens naar het middenstuk. Herken je een tekststructuur? (zie blz 20 en 21)

Slide 15 - Open question

Kernzinnen en signaalwoorden
Herken je de kernzinnen in het middenstuk? ( blz 23)
Herken je signaalwoorden en functiewoorden? (blz 26 en 27)

Slide 16 - Slide

Wat is het standpunt in deze tekst?

Slide 17 - Open question

Welke argumenten herken je?

Slide 18 - Open question

Opdracht
Maak een samenvatting van paragraaf 1 t/m 5 en 7 van Nieuw Nederlands Basis  (blz 10 t/m 27 en 32 t/m 34)

Slide 19 - Slide