Kapitel 2 - Lektion 5

Herzlich Willkommen zur  Deutschstunde!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen zur  Deutschstunde!

Slide 1 - Slide

Programm
1. Lernen Wörter Lektion 5
2. Grammatik  Wiederholung Modalverben
3. Neue grammatik
4. Selbständig arbeiten

Slide 2 - Slide

Modalverben
können
dürfen
mögen
müssen
wissen
wollen
möchten
sollen

Wat waren ook al de drie regels? Schrijf op
Wat zijn de klinkerveranderingen?

Slide 3 - Slide

Macht
  1. Wir (können)........  nach Deutschland fahren.
  2. Er (wollen) ........  nicht zur Party kommen.
  3. Ich (müssen)......  Hausaufgaben machen.
  4. (mögen) ...... du Eis?
  5. Er (möchten)......... ein Cola bestellen.
  6. Was (wissen) ........... er über Deutschland?
  7. Du (sollen)....... Hausaufgaben machen.


Slide 4 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 5 - Slide

voortzetsels 4 e
gegen
ohne
um
durch
für

naamval
tegen
zonder
om
door
voor

Slide 6 - Slide

 Voorzetsels 3e naamval

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu


uit
bij
met
na / naar
sinds
van
naar (personen)

Slide 7 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 8 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden 
met een 3e naamval

Slide 9 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden
 met een 4e naamval

Slide 10 - Slide

welke naamval heeft de meeste werkwoorden die de naamval bepalen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

De werkwoorden sein, bleiben, werden horen bij de .....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 12 - Quiz

De werkwoorden bitten, fragen en es gibt horen bij de ....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 13 - Quiz

Voor welke naamval zorgen deze werkwoorden: gefallen, gehören, gelingen, glauben, gratulieren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Es gibt [een] Problem (o).
A
ein (1)
B
eine (1)
C
einen (4)
D
ein (4)

Slide 15 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Ihr müsst (de) Bienen (mv) helfen.
A
1e - die
B
3e - den
C
4e - die

Slide 16 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Diese Katze gehört (haar) Schwester.
A
1e - ihre
B
3e - ihrer
C
4e - ihre

Slide 17 - Quiz

Geef de juiste wekwoordsvorm :
Hast du deinem Onkel schon zu seinem Geburtstag (gratulieren)?

Slide 18 - Open question

Geef de juiste werkwoordsvorm:
Der Pulli (passen) mir nicht mehr.

Slide 19 - Open question

Geef de naamval en de vertaling:
Er wird nächstes Jahr (mijn) Lehrer.

Slide 20 - Open question

Geef de juiste vorm in de naamval:
Das Haus gehört [mijn] Mutter.

Slide 21 - Open question

Geef de juiste vorm in de naamval:
Ich glaube (de) Mann nicht.

Slide 22 - Open question

Geef de juiste vorm in de naamval:
Es gibt (een) Gemälde (o) in der Halle.

Slide 23 - Open question

Machen
Aufgaben 1,2,7,8 9, 10, 11
Lektion 5

Slide 24 - Slide