Kapitel 2 - Lektion 5

Herzlich Willkommen zur  Deutschstunde!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herzlich Willkommen zur  Deutschstunde!

Slide 1 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 2 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden 
met een vaste naamval

Als je de volgende werkwoorden in de zin gebruikt of ziet staan, krijg je twee keer een 1ste naamval.

sein, werden, bleiben
Voorbeeld:
  • Sie sind der Lehrer von meinem Bruder.

Slide 3 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden 
met een 3e naamval

Slide 4 - Slide

Grammatik D: Werkwoorden
 met een 4e naamval

Slide 5 - Slide

welke naamval heeft de meeste werkwoorden die de naamval bepalen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

De werkwoorden sein, bleiben, werden horen bij de .....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 7 - Quiz

De werkwoorden bitten, fragen en es gibt horen bij de ....
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
D
geen naamval

Slide 8 - Quiz

Voor welke naamval zorgen deze werkwoorden: gefallen, gehören, gelingen, glauben, gratulieren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Es gibt [een] Problem (o).
A
ein (1)
B
eine (1)
C
einen (4)
D
ein (4)

Slide 10 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Ihr müsst (de) Bienen (mv) helfen.
A
1e - die
B
3e - den
C
4e - die

Slide 11 - Quiz

Geef de naamval en de vertaling:
Diese Katze gehört (haar) Schwester.
A
1e - ihre
B
3e - ihrer
C
4e - ihre

Slide 12 - Quiz

Geef de juiste wekwoordsvorm :
Hast du deinem Onkel schon zu seinem Geburtstag (gratulieren)?

Slide 13 - Open question

Geef de juiste werkwoordsvorm:
Der Pulli (passen) mir nicht mehr.

Slide 14 - Open question

Geef de naamval en de vertaling:
Er wird nächstes Jahr (mijn) Lehrer.

Slide 15 - Open question

Geef de juiste vorm in de naamval:
Das Haus gehört [mijn] Mutter.

Slide 16 - Open question

Geef de juiste vorm in de naamval:
Ich glaube (de) Mann nicht.

Slide 17 - Open question

Geef de juiste vorm in de naamval:
Es gibt (een) Gemälde (o) in der Halle.

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide