Oefenen met begrippen van Fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Oefenen met de begrippen van fictie

Als een hoofdpersoon een karakterontwikkeling doormaakt, spreek je ook wel van een:

1. Flat character
2. Round character

Welke 4 dingen kom je in een verhaal over een hoofdpersoon te weten?

Een flat character past bij een...

1. Bijpersoon
2. Hoofdpersoon

Wat is fout? Van een bijpersoon...

1. Krijg je veel minder informatie
2. Krijg je geen gedachten en gevoelens te weten
3. Weet je dat hij niet verandert en vaak voorspelbaar reageert
4. Weet je hoe, waar en met wie hij woont

Op welke twee manieren kan een verhaal worden verteld?

Wat wordt er bedoeld met het tijdsperspectief?

Je leest gebeurtenissen altijd door de ogen van een personage, dit is vaak de hoofdpersoon. Hoe heet dit?

1. Fysiek perspectief
2. Psychisch perspectief

Wat zou er bedoeld worden met een meervoudig psychisch perspectief?

Wat is het voordeel van een meervoudig perspectief denk je?

Wat is geen voorbeeld van fictie?

1. Een leesboek
2. Een gedicht
3. Een recept
4. Een musical

Fictie is...

1. Alles wat verzonnen is
2. Alles wat echt is

Fictie is onder te verdelen in realistisch en niet- realistisch

1. Waar
2. Niet waar

Als een hoofdstuk eindigt op een spannend moment, noem je dat:

1. Een wisseling van plaats
2. Een spanningsvraag
3. Een cliffhanger
4. Een flashback

Voor H2A:

Ga voor jezelf op je Chromebook aan de slag met H3.1 Fictie (opdracht 1 t/m 9).

Voor H2B:

Ga voor jezelf op je Chromebook  aan de slag met hoofdstuk 2.1 Fictie (opdracht 1 t/m 9 - vraag 3B sla je over -)