Zinsdelen klas 1 les 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

[e-mail]

Wie heeft geen leesboek?

Geen leesboek?

Nu naar de bieb, over stipt 10 minuten terug in de klas!

Vragen over opdr. 10?

Grammatica: zinsdelen

Wat is een zinsdeel?

Leerdoelen

Je kan de zin in zinsdelen verdelen.

Deze les

Uitleg met quizvragen

Zelf werken 

Afsluiting

Tip

Samenvatting voor so van maandag heb ik gedeeld in LessonUp! (Staat ook in Magister)

Hoe weet je of iets een zinsdeel is? Je kan het dan in zijn geheel voor de ..... plaatsen. Wat moet er op de puntjes?

Persoonsvorm

Vandaag gaan mijn vrienden en ik gezellig naar de bioscoop.

Verander de zin van tijd. = tijdsproef

Vandaag gingen mijn vrienden en ik gezellig naar de bioscoop.

Verander het onderwerp van de zin van getal. =getalproef

Vandaag ga ik gezellig naar de bioscoop.

Werkwoordelijk gezegde

= alle werkwoorden in een zin

Wij zouden het antwoord op die vraag willen weten.

pv = zouden

zouden willen weten = wwg

"Op een dag stond Maria op."
Wat is de persoonsvorm?

"Op een dag stond Maria op een brug."
Wat is de persoonsvorm?

Onderwerp

Wie/wat + wwg?

De boontjes worden gedopt door de jongen.

Wie/wat worden gedopt? De boontjes

De jongen dopt de boontjes.

Wie/wat dopt? De jongen

Zindelen

Stukje van de zin met een bepaalde functie: vertelt wie, wanneer, hoe et cetera.

Je kan een zinsdeel in zijn geheel voor de persoonsvorm plaatsen.

Voor de persoonsvorm kan altijd maar een zinsdeel.

Video

https://thiememeulenhoff.bbvms.com/view/zso_qr_responsive/2450724.html

Stappenplan zinsdelen

1. Vind de persoonsvorm. (tijd veranderen/getal veranderen)

2. Vind het werkwoordelijk gezegde. (alle ww in de zin)

3. Vind het onderwerp. (wie/wat+wwg?)

4. Kijk welk stukje van de zin je voor de persoonsvorm kan zetten./Wat al voor de persoonsvorm staat.

Voorbeeld

Marga gaat vrijdag met haar vrienden naar de bioscoop.

1. pv: gaat

2. wwg: gaat

3. ow: wie/wat+wwg? wie/wat gaat? Marga

4. Voor de persoonsvorm kunnen: vrijdag, met haar vrienden, naar de bioscoop. Allemaal zinsdelen.

Voorbeeld

Marga gaat vrijdag met haar vrienden naar de bioscoop.

Vrijdag gaat Marga met haar vrienden naar de bioscoop.

Met haar vrienden gaat Marga vrijdag naar de bioscoop.

Naar de bioscoop gaat Marga vrijdag  met haar vrienden.

Ik heb dat snoepje aan Bas gegeven.

Tip

Sommige woorden zijn nooit in hun eentje een zinsdeel, zoals bijvoeglijke naamwoorden (mooie, lieve), omdat ze altijd bij andere woorden horen.

Mijn lieve moeder geeft mij een lekker ijsje.

Zinsdeel

geen zinsdeel

lieve

mijn

ik

mijn moeder

pakt

de grote bal

rode

"Drie kinderen voedde Wilma tijdens haar leven op."
Wat is de persoonsvorm?

1. Drie kinderen
2. Wilma
3. voedde
4. voedde op

"Drie kinderen voedde Wilma tijdens haar leven op."
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. Drie kinderen
2. Wilma
3. voedde
4. voedde op

"Drie kinderen voedde Wilma tijdens haar leven op."
Wat is het onderwerp?

1. Drie kinderen
2. Wilma
3. tijdens haar leven
4. voedde op

"Drie kinderen voedde Wilma tijdens haar leven op."
Hoeveel strepen moet je zetten?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

"Pieter vist de bal uit de sloot."
Verander de volgorde van de zinsdelen om zoveel mogelijk goede zinnen te maken. Zet groepjes woorden voor de persoonsvorm.

"Pieter vist de bal uit de sloot."
Hoeveel strepen moet je zetten?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

"De bal ligt op de grond."
Hoeveel strepen moet je zetten?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

"Ik zie mijn moeder niet vaak."
Waar of niet waar:
"mijn" is een zinsdeel.

1. waar
2. niet waar

Een groepje woorden dat je voor de persoonsvorm kan plaatsen heet een woordsoort.
Waar of niet waar?

1. waar
2. niet waar

"Jan werkt vrijdags in het bos."
Hoeveel strepen moet je zetten?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

"De jongen pakt..."
Deze zin is incompleet. Voeg een zinsdeel toe.

"De jongen pakt de bal"
Deze zin is compleet. Voeg een extra zinsdeel toe.

Maken (huiswerk)

Klik op de volgende opdrachten en maak ze:

zinsdelen opdracht

onderwerp opdracht

werkwoordelijk gezegde opdracht

Klaar? Maken (online):

Hoofdstuk 2.1

Zelftoets grammatica

Hoofdstuk 4.1

Verder oefenen 2, maken: 1a + 3

onderwerp:

Taal groep 8 | Zinsontleding | Onderwerp en gezegde | Onderwerp | Wat is het onderwerp in de zin (meerkeuze)? [1] | Junior Einstein (taal-oefenen.nl)

werkwoordelijk gezegde:

Taal groep 8 | Zinsontleding | Werkwoordelijk gezegde | Klik de zinsdelen aan waar het ww gezegde in zit [8] | Junior Einstein (taal-oefenen.nl)

Met alles klaar?

Lezen in leesboek

Volgende les

Laatste les voor formatief so! Bestudeer de theorie, maak het huiswerk en stel vragen!