CNED2 werkles 4

• Nederlands
• HBO
• Studiejaar 1

De leerlingen hebben kaartjes gekregen met woorden die een vergelijkbare betekenis hebben, maar verschillend gebruikt worden: auto, voertuig, bolide, hekwerk, afrastering, schutting, etc. 
De opdracht is de kaartjes te ordenen.
Welke taalbeschouwingsstrategie hebben ze zeker nodig?

1. classificeren
2. herordenen
3. generaliseren
4. vergelijken

Bij welk taalkundig niveau horen de begrippen synoniem, homoniem en antoniem?

1. fonologisch niveau
2. morfologisch niveau
3. semantisch niveau
4. syntactisch niveau

Waarvan is ‘warm – koud’ een voorbeeld ?

1. synoniem
2. homoniem
3. antoniem
4. hyponiem

Op het morfologische niveau kennen we 'woordvormingsregels'. Bij welke type hoort het woord ‘lieflijk’. 

1. Samenstelling
2. afleiding
3. verbuiging
4. vervoeging

Meester Bart geeft uitleg over het onderwerp en de persoonsvorm.
Met welk taalkundig niveau is hij bezig?

1. Orthografisch
2. Syntactisch
3. Morfologisch
4. Semantisch

Juf Renske laat de kinderen producten bij beroepen zoeken: schilder - schilderij, fotograaf - foto. Met welke taalbeschouwingsstrategieën is zij hier bezig?

1. Analyseren en generaliseren
2. Classificeren en relateren
3. Classificeren en generaliseren
4. Analyseren en classificeren

Meester Peter laat zijn leerlingen spelen met woorden: 'minister, vertrouwen, antiloop, bedacht'. Hij laat ze nadenken over hoe deze woorden in elkaar zitten door te spelen met de lettergrepen en klemtoon (bijvoorbeeld 'minis-ter en mini-ster'), waardoor er een andere betekenis ontstaat.
Met welke taalbeschouwingsstrategie is hij hier bezig?

1. analyseren
2. classificeren
3. vergelijken
4. herordenen