Taalbeleid 15 april 2024

Taalbeleid 15 april 2024

Vaardig zijn op het gebied van taal is essentieel om te kunnen functioneren in een vervolgopleiding en in de samenleving. 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Taalbeleid 15 april 2024

Vaardig zijn op het gebied van taal is essentieel om te kunnen functioneren in een vervolgopleiding en in de samenleving. 

Slide 1 - Slide

Referentieniveaus
Een leerling verlaat de basisschool normaal gesproken met 
taalniveau 1F

Bij onze basisleerlingen zit 96% van de leerlingen 
qua leesvaardigheid onder 1F. 
Bij de kaderleerlingen is dit 77%
Bij de GL-leerlingen 28%.

Slide 2 - Slide

Op welk niveau moeten onze leerlingen uitstromen?
A
1F
B
2F
C
3F
D
4F

Slide 3 - Quiz

Wanneer is iemand laaggeletterd?
A
Onder 1F niveau
B
Onder 2F niveau
C
Onder 3F niveau
D
Onder 4F niveau

Slide 4 - Quiz

Hoeveel van de 15-jarigen is landelijk gezien laaggeletterd?
A
de helft
B
een derde
C
een kwart
D
een vijfde

Slide 5 - Quiz

Leesvaardigheid

Essentieel voor een goede leesvaardigheid is:
1. voldoende woordenschat
2. het maken van leeskilometers
3. begrip van de structuur van een tekst


Slide 6 - Slide

Woordenschat
Op school worden vaak heel andere woorden gebruikt dan bij sommige kinderen thuis. 

Om docenten en leerstof te kunnen begrijpen is er een schooltaalwoordenlijst opgesteld, ook speciaal voor  het VMBO. Hierin staan algemene schoolwoorden, 
maar ook vakspecifieke schoolwoorden. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoeveel schoolwoorden moet een VMBO'er kennen aldus de basislijst schooltaal van het ITTA
A
8700
B
4900
C
1600
D
870

Slide 9 - Quiz

Welk woord staat niet in de schooltaalwoordenlijst vmbo?
A
column
B
exclusief
C
fungeren
D
rubriek

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het schooltaalwoord
legenda?
A
volksverhaal
B
leeg makend
C
beroemd
D
uitleg van kaartsymbolen

Slide 11 - Quiz

Wist jij dat er een speciale schooltaalwoordenlijst voor jouw vak is?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze leerlingen de woorden uit de taallijst daadwerkelijk leren kennen en begrijpen?
A
Aandacht aan besteden bij Nederlands
B
Aandacht aan besteden bij de theoretische vakken
C
Aandacht aan besteden bij alle lessen
D
Extra taallessen

Slide 13 - Quiz

Hoe besteed jij in je les aandacht aan schooltaalwoorden?

Slide 14 - Open question

Leesvaardigheid

Meer dan de helft van onze brugklassers zit bij binnenkomst qua leesniveau onder 1F.

Zij moeten uitstromen op 2F.
Hoe maken wij die inhaalslag? 

Slide 15 - Slide

Bij leesvaardigheid moeten we ook denken aan onze leerlingen met dyslexie. Hoeveel leerlingen zijn dat?
A
57
B
84
C
102
D
136

Slide 16 - Quiz

Wat lijkt de meest effectieve manier om het leesniveau te verhogen?
A
werken aan tekststructuur
B
werken aan woordenschat
C
werken aan tekstbegrip
D
leeskilometers maken

Slide 17 - Quiz

Kunnen taaldocenten het leesniveau verhogen zonder hulp van andere docenten?
A
ja, geen probleem
B
nee, natuurlijk niet

Slide 18 - Quiz

verhogen leesniveau

Slide 19 - Mind map

Hoe probeert de taalsectie het leesplezier te verhogen?
A
Zelfgekozen boek lezen als opdrachten af zijn
B
Schoolbibliotheek starten
C
Leesgesprekken organiseren (door bibliotheek Nijkerk)
D
Boekpresentaties om andere leerlingen te stimuleren

Slide 20 - Quiz

Waar bevindt zich de schoolbibliotheek?
A
Tegenover T14
B
In de werkkamer van Marleen
C
Tegenover de leerjaarcoördinatoren
D
Tussen T18 en T19

Slide 21 - Quiz

Hoeveel boeken mogen we in twee jaar aanschaffen voor de bibliotheek?
A
100
B
200
C
300
D
400

Slide 22 - Quiz

Zijn er boeken die jij graag in de schoolbibliotheek zou willen hebben voor de leerlingen? (je mag dit ook later nog doorgeven)

Slide 23 - Open question

Welke school heeft onlangs de gedichtenwedstrijd 4/5 mei in Nijkerk gewonnen?
A
Accent
B
Corlaer vmbo
C
Aeres
D
Corlaer havo/vwo

Slide 24 - Quiz

Kleine taaltest voor bonuspunten


Hier volgen nog 5 dia's om te kijken hoe het met jouw taalvaardigheid gesteld is. 

Slide 25 - Slide

Welke zin is niet juist?
A
Hun vader krijgen ze niet te pakken.
B
Zij sturen hun een kaart met hunebedden.
C
Zij laten aan hen een flinke erfenis na.
D
Hun hebben dat echt niet gedaan.

Slide 26 - Quiz

Welke zin is niet juist?
A
Zij denken dat hij groter is dan zijn zus.
B
Hij is even groot als zijn zus.
C
Hij is twee keer zo groot als zijn zus.
D
Als hij nog even groeit, is hij groter als zijn zus.

Slide 27 - Quiz


Welke zin klopt helemaal?
A
Sommige van ons hebben gewoon pech.
B
Het meisje die erom vroeg, kreeg niets.
C
Een aantal opticiens is failliet.
D
Ik eet graag Italiaans, zoals bijvoorbeeld pizza en pasta.

Slide 28 - Quiz

Welke zin is niet juist?
A
Er is veel verandert bij ons op school.
B
Als er niets nieuws gebeurt, wordt het saai.
C
Vroeger heetten wij Groenhorst college.
D
Toen het veulen door de wei draafde, blafte de hond.

Slide 29 - Quiz

Welke zin klopt helemaal?
A
Hij heeft me gisteren gemailt.
B
Hij heeft me telefoontje kapot gemaakt.
C
Me opa heeft me altijd gesteund.
D
Je koeien geven ontzettend veel melk.

Slide 30 - Quiz

Bedankt voor jullie aandacht

Graag nodigen we jullie nu uit om mee te denken 
over de mogelijkheden binnen jullie vakgebied
 om leerlingen te helpen 
hun taalvaardigheid te verbeteren.

Slide 31 - Slide