Woordsoorten H3 werkwoorden les 2

Lesplanning:
* 10 min. lezen in je leesboek (bv. voor de boekdoos)
* bespreken toets formuleren
* bespreken / nakijken huiswerk + lesopdracht
* extra oefenen met woordsoort werkwoorden

timer
10:00
Schrift open op tafel! Ik kom langs om het huiswerk te bekijken.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning:
* 10 min. lezen in je leesboek (bv. voor de boekdoos)
* bespreken toets formuleren
* bespreken / nakijken huiswerk + lesopdracht
* extra oefenen met woordsoort werkwoorden

timer
10:00
Schrift open op tafel! Ik kom langs om het huiswerk te bekijken.

Slide 1 - Slide

Bespreken toets formuleren

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Ik kan / weet:
  • een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord herkennen in een zin.

Slide 3 - Slide

Vraag
Wat is het verschil tussen een zww en een hww?
timer
0:30

Slide 4 - Slide

Werkwoorden
Werkwoorden in een zin geven aan wat het onderwerp is of doet. Een werkwoord geeft aan welke toestand of handeling centraal staat in de zin. 

Er kunnen meer werkwoorden in één zin staan. 

Slide 5 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww)
  • Een zww geeft een handeling aan ('iets doen').
  • Elke zin heeft één belangrijkste werkwoord. Dit werkwoord is een zelfstandig werkwoord.
  • Het zww is onmisbaar voor de zin.
  • Als er maar 1 werkwoord in de zin staat dat een handeling aangeeft, dan is dat het zelfstandige werkwoord.
  • Als er meer werkwoorden zijn, staat het zww achter in de zin.

Slide 6 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
  • Als je in de zin het zww hebt gevonden en er staan nog meer werkwoorden in deze zin, dan zijn dat hulpwerkwoorden.
  • Hulpwerkwoorden "helpen" het zww.
  • Een hww staat nooit alleen in een zin.
  • Het hulpwerkwoord kun je weglaten uit de zin.
  • Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is de pv altijd het hulpwerkwoord.

Slide 7 - Slide

Bespreken lesopdracht
In de vorige les hebben we een lesopdracht gemaakt (benoemen woordsoorten in tekst over Schots Stonehenge). Deze opdracht gaan we nu bespreken.

Slide 8 - Slide

Bespreken huiswerk
Het huiswerk was van H3 woordsoorten 
opdracht 1 t/m 3 maken.
We kijken samen de opdrachten na.  

Slide 9 - Slide

Huiswerk
Ma 20-2:
H4 grammatica woordsoorten 
lezen theorie

Do 23-2:
H4 grammatica woordsoorten
m. opdr. 1, 2 en 4

Slide 10 - Slide

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Het ____ meisje kan erg goed zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
lidwoord

Slide 11 - Quiz

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van de woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 12 - Quiz

Mijn nieuwe fiets zet ik altijd goed op slot.
________
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 13 - Quiz

De jongen kreeg een tien.
________
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord

Slide 14 - Quiz

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
hout
B
fiets
C
aardig
D
Amsterdam

Slide 15 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb net een tosti met ketchup gegeten.

____
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik zwem graag baantjes.
Zwem =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 17 - Quiz