B2A Spelling Blok 1

Wat gaan we deze week oppakken ?
-werkwoordsvormen
-persoonsvorm t.t.
-voltooid deelwoord
-hoofdletters 
-en enkele lastige gevallen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we deze week oppakken ?
-werkwoordsvormen
-persoonsvorm t.t.
-voltooid deelwoord
-hoofdletters 
-en enkele lastige gevallen

Slide 1 - Slide

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm ?

Slide 2 - Open question

het voltooid deelwoord

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Oefenen
Je krijgt nu 10 werkwoorden.Schrijf het voltooid deelwoord op.

Slide 5 - Slide

01 maken

Slide 6 - Open question

02 horen

Slide 7 - Open question

03 fietsen

Slide 8 - Open question

04 zwemmen

Slide 9 - Open question

05 eten

Slide 10 - Open question

06 slapen

Slide 11 - Open question

07 wonen

Slide 12 - Open question

08 voetballen

Slide 13 - Open question

09 spieken

Slide 14 - Open question

10 plakken

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Hoofdlettergebruik
Eerst even oefenen

Slide 17 - Slide

wij gaan in maart naar middelburg in zeeland.

Slide 18 - Open question

veel amerikanen en duitsers bezoeken elk jaar het rijksmuseum.

Slide 19 - Open question

geef je de nutella even aan, jeroen ?

Slide 20 - Open question

in 2012 was astronaut andre kuipers een halfjaar in de ruimte.

Slide 21 - Open question

ik vind "spijt" een van de beste films
ooit.

Slide 22 - Open question

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter aan het begin van een zin
Je schrijft namen altijd met een hoofdletter. 

Slide 23 - Slide

heid - teit 
Woorden die eindigen op -heid en -teit schrijf je altijd hetzelfde:
vrolijkheid
eenzaamheid
puberteit
kwaliteit

maar...

Slide 24 - Slide

teit of tijd? 
woorden die ECHT met tijd te maken hebben schrijf je met 'tijd'. 
zomertijd - wintertijd - koffietijd - werktijd. 


Woorden die niets met 'tijd' (de klok) te maken hebben eindigen altijd op 'teit' 
puberteit - kwaliteit - majesteit - brutaliteit - 

Slide 25 - Slide

 -ig of -ug'? 
Hoor je op het einde 'ig of ug'? En valt daar niet de nadruk op? Dan schrijf je altijd 'ig'. 
lenig - stevig 
je kunt dit controleren: woorden die eindigen op 'ig' krijgen altijd een 'e' erachter als je het woord langer maakt:
lenig - lenige
stevig - stevige

Slide 26 - Slide

-lijk of -luk? 
Als je op het einde van een woord -lijk of -luk hoort, dan schrijf je altijd -lijk. 
Lelijk - eerlijk 
Als je die woorden langer maakt, komt er een -e achter:
lelijke - eerlijke 

Slide 27 - Slide

Wat een .... jongen!
A
eerlijke
B
eerluke
C
eerlijk
D
eerlik

Slide 28 - Quiz

Onze ... is een gezellige man
A
majestijt
B
majesteit
C
majestijd

Slide 29 - Quiz

Jan heeft 100 euro gewonnen. Die heeft echt ... gehad!
A
gelijk
B
geluk
C
geleik

Slide 30 - Quiz

... voor een bakje koffie!
A
teit
B
tijd
C
tijt
D
teid

Slide 31 - Quiz

Deze taart is ...
A
heerlijk
B
heerlik
C
heerlik

Slide 32 - Quiz

Johan is altijd erg ...
A
eerluk
B
eerlijk

Slide 33 - Quiz

Voor je het weet, moeten we de klok weer verzetten en is het ...
A
wintertijd
B
winterteit
C
wintertijt
D
winterteid

Slide 34 - Quiz

Nu zelf aan de slag
Spelling Blok 1 op blz. 24 t/m 28
maken opdrachten:
1 + 3 + 6 + 7 
Klaar?
Lever het in via TEAMS!

Slide 35 - Slide