Als het inkomen van consumenten stijgt, zal bij de meeste producten de vraag...
A
dalen
B
stijgen
Slide 12 - Quiz
Het inkomen stijgt met 10%. De vraag stijgt met 5%.
Het product is dus...
A
inferieur
B
luxe
C
noodzakelijk
Slide 13 - Quiz
Het inkomen stijgt met 10%. De vraag stijgt met 20%.
Het product is dus...
A
inferieur
B
luxe
C
noodzakelijk
Slide 14 - Quiz
Het inkomen stijgt met 10%. Het product is inferieur.
De vraag zal...
A
dalen met 5%
B
niet veranderen
C
stijgen met 5%
Slide 15 - Quiz
Het linker product wordt vervangen door het rechter product als het inkomen stijgt.
Het linker product is dus...
A
inferieur
B
luxe
C
noodzakelijk
Slide 16 - Quiz
Lees dit fragment.
Het product is...
A
inferieur
B
luxe
C
noodzakelijk
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
* kosten per product zijn € 5 * er is € 10 aan constante kosten.
A
TK = 5q + 10
B
TK = 10q + 5
C
GVK = 5q
D
GCK = 10
Slide 20 - Quiz
TK = 0,5Q+500. Bij 50 stuks zijn de vaste kosten per product.
A
€10
B
€25
C
€500
D
€1.250
Slide 21 - Quiz
Wat is de formule voor variabele kosten?
A
TVK=p x q
B
TCK= p x q
C
TVK= VK x q
D
TVK= TK x q
Slide 22 - Quiz
Gegeven: TCK = €25.000 GVK = €10 Bij een productieomvang van 10.000 stuks geldt:
A
GCK: €2,50 TK: €25.010
B
GCK: €2,50 TK: € 125.000
C
GCK: €25.000 TK: €25.010
D
GCK: €2.500 TK: €125.000
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Als de gevraagde hoeveelheid daalt bij een stijgend inkomen, zou er dan een positieve of negatieve elasticiteit zijn?
A
Positief
B
Negatief
Slide 26 - Quiz
Als de gevraagde hoeveelheid daalt bij een stijgend inkomen, zou er dan een positieve of negatieve elasticiteit zijn?
A
Positief
B
Negatief
Slide 27 - Quiz
Als de Qv stijgt bij een stijgende Y, maar procentueel minder stijgt dan dat Y stijgt. Dan is de elasticiteit:
A
Negatief en kleiner dan -1
B
Negatief en tussen -1 en 0
C
Positief en tussen 0 en +1
D
Positief en groter dan +1
Slide 28 - Quiz
Als de Qv stijgt bij een stijgende Y, en procentueel zelfs meer stijgt dan dat Y stijgt. Dan is de elasticiteit:
A
Negatief en kleiner dan -1
B
Negatief en tussen -1 en 0
C
Positief en tussen 0 en +1
D
Positief en groter dan +1
Slide 29 - Quiz
Als het inkomen met 20% stijgt, en de Qv voor een product stijgt dan met +100%. Wat is dan de elasticiteit? (Gebruik een plus- of minteken, 1 decimaal)
Slide 30 - Open question
Wat voor soort goed is de Xiaomi Redmi Go?
A
Inferieur
B
Primair
C
Luxe
Slide 31 - Quiz
Als de gevraagde hoeveelheid daalt bij een stijgend inkomen, zou er dan een positieve of negatieve elasticiteit zijn?
A
Positief
B
Negatief
Slide 32 - Quiz
Als de Qv stijgt bij een stijgende Y, maar procentueel minder stijgt dan dat Y stijgt. Dan is de elasticiteit: