Doel van de les: ik herken werkwoorden en verschillende vormen van werkwoorden.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Werkwoorden
Doel van de les: ik herken werkwoorden en verschillende vormen van werkwoorden.
Slide 1 - Slide
Wat zijn werkwoorden?
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen (fietsen, praten, klappen, bewegen)
Er gebeurt iets (sneeuwen, waaien, regenen)
Iemand is iets (zijn, worden, lijken, blijven) Hij is bakker. Zij wordt juf. De student lijkt blij.
Slide 2 - Slide
Welke vormen moet ik herkennen?
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Tegenwoordig deelwoord
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
Het werkwoord in de zin dat van vorm verandert als je de zin van tijd verandert. Het verandert mee met het onderwerp van de zin.
Het salaris wordt later uitbetaald. Het salaris werd later uitbetaald.
De salarissen worden uitbetaald. De salarissen werden uitbetaald.
Slide 4 - Slide
Wat zijn werkwoorden?
Werkwoorden kunnen veranderen in de zin en geven aan in welke tijd de zin staat . Ik loop naar school - ik liep naar school.
In één zin kunnen meerdere werkwoorden staan:
De docent heeft vanochtend alle studenten een examen laten maken.
Slide 5 - Slide
Lastige werkwoorden
Branden, landen, planten, rusten, wachten.....
Wij wachten al een uur --> wij wachtten al een uur.
Vervang voor een ander werkwoord of maak de zin vragend.
Wij kijken al een uur --> wij keken al een uur.
Wachten wij al een uur?
Slide 6 - Slide
Samengestelde zin
Omdat het zo laat is geworden, gaat hij niet mee.
Ik hoop dat Francis ook komt, maar zij moet nog veel doen.
Slide 7 - Slide
Bespreek met een klasgenoot
Waarom gaat Nesrin niet mee?
Die muur wordt geverfd.
Wij zullen u zo snel mogelijk bellen.
Wanneer zal dat dan worden afgewerkt?
U verwachtte gisteren een telefoontje.
Slide 8 - Slide
Maak het werkblad
Onderstreep de persoonsvorm.
Slide 9 - Slide
Branden, landen, planten, rusten, wachten.....
Wij wachten al een uur --> wij wachtten al een uur.
Vervang voor een ander werkwoord.
Wij kijken al een uur --> wij keken al een uur.
Kan het w.w. in de zin niet van tijd veranderen? Dan is het geen persoonsvorm.
Maar een:
- voltooid deelwoord (gelopen)
- tegenwoordig deelwoord (lopend)
- infinitief/hele werkwoord (ik ga lopen)
- bijvoeglijk naamwoord (de gelopen kilometers)
Slide 10 - Slide
Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is gebeurd of is afgerond.
- Het kan niet van tijd veranderen
- Meestal staat er een hulpwerkwoord als hebben, zijn of worden bij
- Veel voltooid deelwoorden beginnen met 'ge'
Slide 11 - Slide
Voltooid deelwoord
Jeffrey heeft gebeld.
Roland is geslaagd.
Karen wordt gekozen.
Zij heeft geld gestort.
Tim heeft een verhaal verteld.
Sanne heeft die zaak zorgvuldig behandeld.
Slide 12 - Slide
Infinitief
Als een w.w. in een zin geen persoonsvorm is en ook geen voltooid deelwoord, maar wel op en of n eindigt, heb je waarschijnlijk te maken met een infinitief (het hele werkwoord)
Jasper gaat om 12 uur lunchen
Hij kan goed voetballen
wij moeten hem even helpen
Slide 13 - Slide
Tegenwoordig deelwoord
Het tegenwoordig deelwoord houdt in dat iets aan de gang is. Het bestaat uit het hele werkwoord +d of +de.
Lachend lopen zij weg.
Zwaaiend liep de heer van Ginkel de deur uit.
Wij zijn druk doende met de voorbereiding van het feest.
Slide 14 - Slide
Welk vorm(en) van het werkwoord zie je in deze zin?
Mijn collega komt altijd op de fiets naar het werk
A
Persoonsvorm
B
Infinitief
C
Voltooid deelwoord
D
Persoonsvorm en voltooid deelwoord
Slide 15 - Quiz
Welke vorm(en) van het werkwoord zie je in deze zin?
In de krant stond een bericht over een joyrider die tegen een winkelpui is gereden
A
Persoonsvorm en infinitief
B
Persoonsvorm
C
Persoonsvorm en voltooid deelwoord
D
Persoonsvorm en tegenwoordig deelwoord
Slide 16 - Quiz
Infinitief of voltooid deelwoord?
gewassen
A
Infinitief
B
voltooid deelwoord
Slide 17 - Quiz
Welke vorm(en) van het werkwoord zie je in de zin?
De minister heeft de burgers opgeroepen voorstellen in te sturen die de zorg goedkoper kunnen maken?
A
persoonsvorm en tegenwoordig deelwoord
B
persoonsvorm, voltooid deelwoord en infinitief
C
infinitief en voltooid deelwoord
D
voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord
Slide 18 - Quiz
Voltooid deelwoord of tegenwoordig deelwoord?
lachend
A
voltooid deelwoord
B
tegenwoordig deelwoord
Slide 19 - Quiz
Let op!
Als je het lidwoord 'het' voor de infinitief kunt denken of zetten, heb je te maken met een zelfstandig naamwoord. Je schrijft dan gewoon het hele werkwoord op.