1.2 signaalwoorden

Nederlands
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden
Formuleren  1.2 Signaalwoorden 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je kunt het verband duidelijk maken tussen je zinnen met signaalwoorden.

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden

Slide 4 - Mind map

Uitleg signaalwoorden
  • Signaalwoorden helpen je om het verband duidelijk te maken tussen twee zinnen. 
  • Hierdoor begrijpen anderen je beter.
  • Er zijn verschillende soorten verbanden.
  • Bij elk verband horen bepaalde signaalwoorden.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Zorg dat je in de les de opdrachten afmaakt, want dan hoef je thuis niets meer te doen. 

Signaalwoord = want
Tekstverband = reden/argument

Slide 6 - Slide

Welke tekst verbanden
ken je nog meer?

Slide 7 - Open question

Soorten tekstverbanden

Slide 8 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin:

"Ik ga naar mijn oma, omdat ze jarig is."

Slide 9 - Open question

Wat is het signaalwoord in deze zin?:

"Ik ga eerst naar school en daarna voetballen."
A
Eerst
B
Daarna
C
Eerst, daarna
D
Eerst, en, daarna

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband zit in deze zin:

"Ik kan niet op internet, doordat de wifi is uitgevallen."
A
tegenstelling
B
oorzaak - gevolg
C
doel- middel
D
voorbeeld

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
maar
C
zoals
D
waardoor

Slide 12 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het woord: ZOALS ?
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
reden/argument

Slide 13 - Quiz

Aan de slag
Form 1.2, 
opdracht 1 tot en met 5


KLAAR?
Extra opdracht 1, 2


timer
20:00

Slide 14 - Slide

 Tekstverband

  • Wat is het doel van signaalwoorden?
  • Noem een tekstverband
  • Noem een signaalwoord bij dit verband

Slide 15 - Slide

Ik kan het verband tussen zinnen duidelijk maken met signaalwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

tot de volgende les

Slide 17 - Slide