This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
De docent legt iets uit. De docent:
A
Is zender
B
Is ontvanger
C
Geeft feedback
Slide 1 - Quiz
De leerlingen luisteren. De leerlingen:
A
Zijn zender
B
Zijn ontvanger
C
Geven feedback
Slide 2 - Quiz
Wat zien we hier?
A
Directe communicatie
B
Indirecte communicatie
C
Verbale communicatie
D
Non-verbale communicatie
Slide 3 - Quiz
Wat zie je hier!?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C
Directe communicatie
D
Eenzijdige communicatie
Slide 4 - Quiz
Wat zien je hier?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C
Eenzijdige communicatie
D
Meerzijdige communicatie
Slide 5 - Quiz
Wat zien je hier?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C
Directe communicatie
D
Eenzijdige communicatie
Slide 6 - Quiz
Leg uit waarom internet wel interactief massamedia is en een TV-uitzending niet.
Slide 7 - Open question
"Je communiceert altijd ook als je niet zegt" Leg deze zin uit:
Slide 8 - Open question
Massamedia heeft 5 belangrijke kenmerken. Zoals: "het is in principe voor iedereen openbaar." Leg uit dat dit billboard massamedia is met hulp van een ander kenmerk.
Slide 9 - Open question
Je wilt iets lezen over "Kimye" de kans dat je hierover iets vindt is het grootst in een:
A
Kwaliteitskrant
B
Populaire krant
C
Regionaal dagblad
D
Huis-aan-huis blad
Slide 10 - Quiz
Je wilt iets lezen over de verkiezingen in de Groot Brittannië de kans dat je hierover iets vindt is het grootst in een:
A
Kwaliteitskrant
B
Populaire krant
C
Regionaal dagblad
D
Huis-aan-huisblad
Slide 11 - Quiz
De dagblad van het Noorden is een:
A
Landelijke krant
B
Regionale krant
C
Huis-aan-huis blad
D
Een tijdschrift
Slide 12 - Quiz
Welke stelling is niet waar:
1. NPO 1 / 2 / 3 krijgen inkomsten door belastingen. 2. Het journaal heeft hele hoge kijkcijfers 3. De doelgroep van Net5 zijn bestaat voornamelijk uit pubers 4. Programma's van Omroep Max kun je zien op de NPO
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 13 - Quiz
Het hoofddoel van een commerciële omroep is:
A
Hoge kijkcijfers
B
Mensen amuseren
C
Mensen informeren
D
Winst
Slide 14 - Quiz
Welke hoort hier niet bij:
A
B
C
D
Slide 15 - Quiz
Waarom zijn er zoveel amusementenprogramma's?
Slide 16 - Open question
Informatie
Onderwijs
Meningsvorming
Amusement
Reclame
Emailen naar je beste vriend(in).
Het nieuws volgen.
Informatie zoeken voor school.
Internet bankieren.
Winkelen.
Muziek en films downloaden.
Chatten.
Slide 17 - Drag question
Commercieel
Publiek
Allebei
Krijgen geld van de overheid.
Krijgen inkomsten uit reclamegeld.
Maken winst.
Moeten zich houden aan de regels van de overheid.
Onderbreken programma's voor reclame.
Zenden vooral amusement uit.
Willen hoge kijkcijfers.
Slide 18 - Drag question
De hoofd functie van EenVandaag is:
A
Informatie
B
Onderwijs
C
Meningsvorming
D
Amusement
Slide 19 - Quiz
De hoofdfunctie van een talkshow als "Jinek" is:
A
Informatie
B
Onderwijs
C
Meningsvorming
D
Amusement
Slide 20 - Quiz
Leg uit waarom de NPO veel programma's uitzend waar je iets van kunt leren:
Slide 21 - Open question
Het vormen van je mening na het kijken van een programma noem je de:
A
Socialiserende fuctie
B
Opiniërende functie
C
Educatieve fucntie
D
Economische functie
Slide 22 - Quiz
Leg uit waarom kritische journalisten wel de 'waakhonden van de democratie' worden genoemd:
Slide 23 - Open question
Op TV zenden ze het WK-schaatsen uit. Dit heeft te maken met:
A
Burgers informeren
B
Het aandragen van onderwerpen voor de politieke agenda
C
Cultuuroverdracht
D
Democratische besluitvorming
Slide 24 - Quiz
In de serie Spangas wil een jongen een meisje worden. Dit heeft te maken met:
A
Burgers informeren
B
Democratische besluitvorming
C
De socialiserende functie
D
Vrije tijdsbesteding
Slide 25 - Quiz
"Na een kritisch artikel in de krant worden er kamer vragen gesteld aan de ministers." Het begrip dat hier het beste bij past is: