This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
voeding en vertering
10.1 t/m 10.3
Slide 1 - Slide
Welke moeten verteerd worden?
Wel: Niet:
Eiwitten
Koolhydraten
Mineralen
Vitamines
Vetten
Water
Slide 2 - Drag question
stof gemaakt door de lever dat zorgt voor het emulgeren van vetten.
Slide 3 - Open question
Enzym uit speeksel dat zetmeel afbreekt.
Slide 4 - Open question
Reactie bij de assimilatie (opbouw) van moleculen waarbij water afsplitst
Slide 5 - Open question
Verlies van de ruimtelijke structuur van eiwitten, waardoor ze ook hun werking verliezen
Slide 6 - Open question
In de afbeelding zie je een voorbeeld van mechanische vertering.
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quiz
Substraat
Product
Enzym
Enzym-substraat complex
Slide 8 - Drag question
82G. Een peptidase knipt 1x in de peptideketen met de aminozuurvolgorde Arg - Leu - Tyr - Met. Er ontstaan arginine (Arg) en de peptideketen Leu - Tyr - Met. Welk type peptidase was actief?
A
een dipeptidase
B
een endopeptidase
C
een exopeptidase
D
dat is niet te bepalen
Slide 9 - Quiz
Waarom gaat je maag niet stuk aan zijn eiwit-verterende enzymen? (kies, uiteraard, het beste antwoord)
A
Pepsinogeen wordt gemaakt, dat enzym is nog niet actief
B
Je eten is basisch, dat neutraliseert het zuur
C
Een dikke slijmlaag
D
De maagportier heeft een streng deurbeleid
Slide 10 - Quiz
Gegeven:
2 enzymen en 2 curves. Het enzym pepsine komt voor in de maag. Het enzym amylase zit in ons speeksel. Zet de enzymen op de juiste plek.